Les 12 lezen (tekstenverbanden en signaalwoorden)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom!

Ga naar je plek, pak je spullen en begin aan de startopdracht.

Startopdracht: lees in je leesboek

- Lesboek Nieuw Nederlands

- Leesboek

- Schrift en pen

Jeugdjournaal

Bedenk 2 inhoudelijke vragen...

(Waarop je het antwoord zelf ook weet)

Wat gaan we doen?

1. Lesdoelen en mededelingen

2. Herhalen (lezen)

3. Tekstverbanden en signaalwoorden

4. Aan de slag

5. Evaluatie 

Mededelingen

Zijn er dingen die ik moet weten? 

Herhaling leerjaar 1

Begrippen

Onderwerp

Hoofdgedachte

Deelonderwerp

Paragraaf 2

Onbekende woorden

Woordraadstrategieën

Welke heb je en wanneer gebruik je deze?

Paragraaf 3

Alinea's en kernzinnen

Wat zijn alinea's? Hoe herken je alinea's?

Wat zijn kernzinnen? Hoe herken je kernzinnen?

Lesdoel 

Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Tekstverbanden en signaalwoorden

Waarom een trein?

Blz. 23

"Stel je voor dat een tekst een trein is. De zinnen zijn de wagons en die moeten goed aan elkaar gekoppeld worden om een verhaal te kunnen maken. Tekstverbanden zijn de koppelingen tussen de wagons, zodat de trein netjes aan elkaar blijft zitten. Signaalwoorden zijn de bordjes op de wagons die zeggen hoe de wagons met elkaar verbonden zijn, zoals:

'Eerst' (tijd),

'Omdat' (reden),

'Maar' (tegenstelling).

Zonder die koppelingen en bordjes zou de trein uit elkaar vallen en niet meer duidelijk zijn!"

Hoe werkt dat?

Zinnen en alinea's hebben verband met elkaar. Door een signaalwoord weet je welk verband.

Opsomming

Dingen achter elkaar noemen

Een opsomming gebruik je als je meerdere dingen wilt noemen die bij elkaar horen. Het is alsof je een boodschappenlijstje maakt.

Signaalwoorden:

en, ook, bovendien, daarnaast, ten eerste, ten tweede.

Tijdsvolgorde

Tijdsvolgorde gebruik je om te vertellen wat er eerst gebeurt, wat daarna komt en wat uiteindelijk gebeurt. Het is net alsof je een verhaal vertelt van begin tot eind.

Signaalwoorden:

eerst, daarna, vervolgens, vroeger, later, uiteindelijk, terwijl, toen.

Voorbeeld

Als je iets uitlegt, kun je een voorbeeld geven om het duidelijker te maken. Denk maar aan iemand die zegt: 'Het is net zoals…' en dan iets noemt wat je al kent.

Signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou, onder andere.

Huiswerk nakijken

4 en 6 vanaf blz. 26

Opdracht

Je krijgt een briefje met daarop een opdracht.

Schrijf deze opdracht uit in jouw schrift. Hierna bespreken we de opdracht. 

Ruil het papiertje om

De persoon naast jou moet raden welk tekstverband jij had en aan welke signaalwoorden dat te herkennen is. 

Zelfstandig werken

- Werk in stilte

- Maak: 7 en 8 vanaf blz. 27

- Vragen? Steek je vinger op.

- Klaar? Werk in Numo.

Fluisterend samenwerken

- Werk fluisterend

- Maak: 7 en 8 vanaf blz. 27

- Vragen? Steek je vinger op.

- Klaar? Werk in Numo.

Huiswerk

4 en 6 vanaf blz. 26

Lesdoel

Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Evaluatie

Wat heb je geleerd deze les? Hoe ging de toets?

Wat ging er goed?

Wat kan beter?