H2- Les 3 werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Werkwoordspelling

werkwoordspelling samengestelde zinnen

Les 3

Werkwoordspelling

Aan het einde van de les heb je de werkwoordspelling door van ...de tegenwoordige tijd

...de verleden tijd

... het voltooid en onvoltooid deelwoord

....het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Oefenen

Maak de volgende open vragen. Schrijf het werkwoord goed vervoegd op en zet de werkwoordsvorm erachter:

je kunt kiezen tussen:

1. pv - persoonsvorm

2. vdw - voltooid deelwoord

3. infinitief - hele werkwoord

4. onvoltooid deelwooord

Voorbeeld

Ik .... gisteren naar huis ..... (zijn, fietsen)

ben (pv) gefietst (vdw)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

1. Hij ... het touw stevig vast. (binden)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

2. Wie zich tot de burgemeester ..., ... zeker antwoord. (wenden, krijgen)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

3. .... de nieuwe machine wel aan de verwachtingen? (beantwoorden)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

4. De kinderen ... van de lange bergwandeling, gisteren. (genieten)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

5. De politie heeft de volgende dag de daders ...... (arresteren)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

6. ..... rende zij de klas binnen. (schreeuwen)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

7. Hij ..... niet zo hard ....., maar hij ..... het toch. (willen, schreeuwen, doen)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

8. Zij .... tijdens de rit goed ...... (hebben, uitkijken)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

9. Saskia .... altijd wel iets lekkers in haar broodtrommel. (vinden)

Vervoeg het werkwoord dat er tussenhaakjes achter staat en zet de goede werkwoordsvorm (pv, vdw, inf, ovdw) erachter.

10. Terwijl jij ...., .... ik die lekke band. (afwassen, repareren)

Oefenen

Maak de volgende open vragen. Schrijf het bijvoeglijk naamwoord goed op!

Voorbeeld:

De .... race (lopen)

gelopen

Vervoeg het werkwoord dat er achter staat tot een goed bijvoeglijk naamwoord.

1. De .... gevangene. (straffen)

Vervoeg het werkwoord dat er achter staat tot een goed bijvoeglijk naamwoord.

2. De .... boulevard. (verlichten)

Vervoeg het werkwoord dat er achter staat tot een goed bijvoeglijk naamwoord.

3. De .... appels. (verrotten)

Vervoeg het werkwoord dat er achter staat tot een goed bijvoeglijk naamwoord.

4. De .... weg. (verbreden)

Vervoeg het werkwoord dat er achter staat tot een goed bijvoeglijk naamwoord.

5. De .... kip. (braden)

Wat heb je vandaag geleerd?

Wat vind je nog moeilijk?

Extra oefenen

In SomToday vind je een oefenboekje met veel opdrachten en de antwoorden daarvan vind je ook in SomToday.

Daarnaast kun je oefenen in Cambiumned:

https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/