De weg vragen/wijzen

• Beveiliging
• MBO
• Studiejaar 3

De weg vragen/ wijzen

Welke woorden/ zinnen ken je al?

Wat zie je?

Vraag jij wel eens de weg op straat?

Wat vraag je dan?

rechtdoor

naar links

naar rechts

het zebrapad

De rotonde

de bushalte

Het stoplicht

einde van de straat of de T-splitsing

1ste straat rechts

2de straat rechts

1ste straat links

2de straat links

Rij door tot aan de stoplichten.

1. 
2. 
3. 
4. 

Sla rechtsaf bij het kruispunt

1. 
2. 
3. 
4. 

Neem bij de rotonde de 2e afslag.

1. 
2. 
3. 
4. 

Neem de 1e straat links

Neem de 2e straat rechts

Neem de 2e straat links

Ga aan de 1e straat rechtsaf

Neem de eerste straat links

1. 
2. 
3. 
4. 

Neem de tweede straat rechts

1. 
2. 
3. 
4. 

Neem de eerste straat rechts

1. 
2. 
3. 
4. 

Sla linksaf bij de tweede straat

1. 
2. 
3. 
4. 

A: Meneer, mag ik u iets vragen?

B: Ja, natuurlijk

A: Weet u waar de apotheek is?

B: Ja, dan moet u hier rechtdoor, de tweede links en dan is het aan uw rechterhand.

A: Ah, dank u wel.

B: Graag gedaan.

A: Fijne dag!

B: Fijne dag!

Vul de woorden in, op de juiste plek.

A: Meneer, ..... ik u iets vragen?

B: Ja, .....

A: Weet u ...... de apotheek is?

B: Ja, dan moet u hier ...... , de ....... links en dan is het aan uw ........

A: Ah, ..........

B: Graag .........

A: ....... dag!

B: Fijne .......!

dag, gedaan, waar, Mag, tweede, Fijne, rechterhand, natuurlijk, rechtdoor

Luister goed. Waar is...

Op de volgende dia staat een plattegrond. Er staan cijfers op bepaalde plekken. Geef een beschrijving van de route naar een nummer waar het politiebureau/de supermarkt/de school/etc. is. 

De route begint bij de X.