SUBJUNTIVO

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Subjuntivo

Doelen

• kennismaken met het gebruik van de subjuntivo 
• de subjuntivo kunnen herkennen 
• de subjuntivo kunnen vormen in de presente 

¿Cuándo se usa el subjuntivo?

In het Spaans gebruik je de subjuntivo vooral in bijzinnen, na que. 

In de hoofdzin is er dan sprake van bijv. een wil, wens, twijfel of een mening. Er komt dus gevoel bij kijken en het is niet slechts informatief.

Een paar voorbeelden

Espero que + werkwoord in subjuntivo

Es importante que + werkwoord in subjuntivo

(No) quiero que + werkwoord in subjuntivo

Es necesario que + werkwoord in subjuntivo

Ójala que + werkwoord in de subjuntivo

Tal vez + werkwoord in de subjuntivo

Puede que + werkwoord in de subjuntivo

Tengo miedo de que + werkwoord in de subjuntivo

No pienso / no creo que + werkwoord in de subjuntivo

De subjuntivo gebruik je voor alles wat niet feitelijk is, maar wat je wenst, of wat moet of wat nodig is.

Subjuntivo: verbos regulares

Om een regelmatig werkwoord te vervoegen in de Subjuntivo, wissel je de uitgangen. Werkwoorden op -ar krijgen de uitgangen van de werkwoorden op -er in de 3e persoon (hij/zij/u). Die op -er en -ir krijgen de uitgangen van de werkwoorden op -ar in de 3e persoon (hij/zij/u).

> Espero que pueda encontrar el restaurante. Ik hoop dat ik/hij het restaurant kan vinden. 

Las formas

(repaso)

Onregelmatige ww in subjuntivo

¡Als je de eerste persoon weet, volg je daarna gewoon de vaste uitgangen om de andere personen te kunnen vervoegen!

salir - salga

hacer - haga

decir - diga

venir - venga

tener - tenga

oír - oiga

conocer - conozca

estar - esté

ir - vaya

saber - sepa

ser - sea

dormir -duerma

poder - pueda

querer - quiera

Vul de subjuntivo in:
Es aconsejable que Juan.......... (ayudar)

Vul de subjuntivo in:
Mi médico quiere que yo ............. (dejar) de beber

Combineer de ik-vormen van de subjuntivo met het hele ww

decir

sentir

poder

pedir

conocer

sienta

diga

pueda

pida

conozca

Wat is het correcte rijtje van de subjuntivo van perder?

1. perdo, perdes, perde, perdemos, perdéis, perden
2. pierdo, pierdes, pierde, perdemos, perdéis, pierden
3. pierda, pierdas, pierda, pierdamos, pierdáis, pierdan
4. pierda, pierdas, pierda, perdamos, perdáis, pierdan

trabajas

1. Indicativo
2. Subjuntivo

dejamos

1. Indicativo
2. Subjuntivo

sea

1. Indicativo
2. Subjuntivo

estemos

1. Indicativo
2. Subjuntivo

encontremos

1. Indicativo
2. Subjuntivo

queráis

1. Indicativo
2. Subjuntivo

van

1. Indicativo
2. Subjuntivo

vea

1. Indicativo
2. Subjuntivo

practiquéis

1. Indicativo
2. Subjuntivo

llegas

1. Indicativo
2. Subjuntivo

Necesito que (jij doet) la compra.

Ojalá que Pedro (komt) a mi fiesta.

Es importante que (jullie hebben) un boli para este ejercicio

Acércate para que (jij ziet, ver) mejor la pantalla.

Es importante que (jullie kennen, conocer) las formas irregulares del subjuntivo.

Espero que al final de este periodo (jullie kunnen, saber) usar el subjuntivo muy bien.