3BK - L10 P1 - haben + woorden

   Deutsch!    
3BK 

Les 11 P1
Gutentag!
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

   Deutsch!    
3BK 

Les 11 P1
Gutentag!

Slide 1 - Diapositive

Grammatica
Het werkwoord haben

Slide 2 - Diapositive

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 3 - Question de remorquage

het werkwoord haben (ovt)
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 4 - Question de remorquage

Jij had gelijk!
Du ... Recht!

Slide 5 - Question ouverte

Jullie hadden vorig jaar geen boek.
Ihr .. letztes jarh kein Buch.

Slide 6 - Question ouverte

Ik had geen zin.
Ich ... keine Lust.

Slide 7 - Question ouverte

U had een raar kapsel.
Sie ... einen komischen Frisur.

Slide 8 - Question ouverte

Grammatica
Het werkwoord sein

Slide 9 - Diapositive

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 10 - Question de remorquage

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 11 - Question de remorquage

Ik was te laat.
Ich ... zu spät.

Slide 12 - Question ouverte

Zij waren erbij.
Sie ... dabei.

Slide 13 - Question ouverte

Jullie waren het er niet mee eens.
Ihr .. nicht damit einverstanden.

Slide 14 - Question ouverte

Manon was in Groningen.
Manon ... in Groningen.

Slide 15 - Question ouverte

nur
A
alleen
B
nuchter

Slide 16 - Quiz

reiben
A
wrijven
B
raspen

Slide 17 - Quiz

de familieleden
A
die Familieleden
B
die Familieleute
C
die Verwandten

Slide 18 - Quiz

uitnodigen
A
einladen
B
ausnötigen

Slide 19 - Quiz

saai
A
langtretig
B
langweilig
C
langsam
D
langdauernd

Slide 20 - Quiz

de fotograaf

Slide 21 - Question ouverte

de grootouders

Slide 22 - Question ouverte

overleden

Slide 23 - Question ouverte

Ben je bij de kapper geweest?

Slide 24 - Question ouverte

De jas is duur.

Slide 25 - Question ouverte

Hoeveel kost de jurk?

Slide 26 - Question ouverte

Ik neem de trui.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive