Herhaling grammatica klas 2

Wiederholung Grammatik
2e klas
Werkwoorden-persoonlijk voornaamwoord-lidwoorden-vraagwoorden-telwoorden
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvwoLeerroute VLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Wiederholung Grammatik
2e klas
Werkwoorden-persoonlijk voornaamwoord-lidwoorden-vraagwoorden-telwoorden

Slide 1 - Diapositive

In het Duits kennen we 3 soorten bepaalde lidwoorden. Welke?

Slide 2 - Question ouverte

Welke bepaalde lidwoorden kennen we in het duits?
A
ein-eine
B
der-die-das

Slide 3 - Quiz

Richtig oder Falsch?
Het lidwoord "der "gebruik je in het Duits voor mannelijke personen en dieren
A
richtig
B
falsch

Slide 4 - Quiz

Richtig oder Falsch?
Woorden die in het Nederlands "het"
krijgen, krijgen in het Duits vaak"die".
A
richtig
B
falsch

Slide 5 - Quiz

Vul in: Duitse woorden in het meervoud krijgen altijd het lidwoord:
A
der
B
die
C
das
D
eine

Slide 6 - Quiz

der-die of das?
..... Schwester
A
der
B
das
C
die

Slide 7 - Quiz

waar
waarheen
hoe
wie
waarvandaan
wanneer
wo
wohin
wie
wer
woher
wann

Slide 8 - Question de remorquage

Vul in!
(finden) Wie ..... du diesen Rock?

Slide 9 - Question ouverte

der-die-das?
... Kind
A
das
B
der
C
die

Slide 10 - Quiz

der-die-das?
... Mädchen
A
die
B
das

Slide 11 - Quiz

Vul in:
(haben) Ich ..... meine Bücher vergessen.

Slide 12 - Question ouverte

der-die-das?
... Landschaft
A
das
B
der
C
die

Slide 13 - Quiz

Vul in:
(geben) Er ..... mir den Brief.

Slide 14 - Question ouverte

der-die-das?
...Mittwoch
A
das
B
der
C
die

Slide 15 - Quiz

Vul in:
(sein) Ich ..... 12 Jahre alt.

Slide 16 - Question ouverte

der-die-das?
... Lied
A
das
B
die
C
der

Slide 17 - Quiz

der-die-das?
... Geschwister
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

Vul in!
(heißen) Wie ..... du?

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal:
twee=

Slide 20 - Question ouverte

Vul in:
(antworten) Warum ..... ihr nicht?

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal:
vijf=

Slide 22 - Question ouverte

der-die-das?
... Kuh
A
das
B
die
C
der

Slide 23 - Quiz

Vul in:
(vergessen) Er ..... immer ihren Namen.

Slide 24 - Question ouverte

Wat gebeurt er bij een regelmatig werkwoord als de stam eindigt op een-d of -t?
A
de klinker verandert in een -i
B
er komt geen -s bij "du"
C
bij du-er-sie-es en ihr krijg je eerst een -e-
D
de klinker verandert in -ie

Slide 25 - Quiz

Vul in:
(antworten) Dieser Schüler ..... immer sehr langsam.

Slide 26 - Question ouverte

kann
kannst
kann
können
könnt
können
ich
du
er-sie-es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 27 - Question de remorquage

Wat gebeurt er in de tegenwoordige tijd bij sterke werkwoorden met een -e in de stam?
A
de klinker verandert bij alle personen
B
bij du en er-sie es verandert de klinker in -i of -ie
C
de klinker verandert niet
D
bij "du'krijg je geen -s

Slide 28 - Quiz

Vul in:
(essen) Diese Familie ....... immer um sechs Uhr.
A
isst
B
esst
C
essen
D
issen

Slide 29 - Quiz

Vertaal:
tien

Slide 30 - Question ouverte