Grammatica 3.3 en 3.4

Grammatica 3


3.3: voltooid deelwoord
3.4 Engelse werkwoorden
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Grammatica 3


3.3: voltooid deelwoord
3.4 Engelse werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Even herhalen!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 4 - Diapositive

3.3: Het voltooid deelwoord



Slide 5 - Diapositive

Je gebruikt 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap als ezelsbruggetje bij de vervoeging van werkwoorden in de:
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 6 - Quiz

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 7 - Diapositive

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 8 - Diapositive

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 9 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 10 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 11 - Quiz

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 12 - Diapositive

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij verhuizen omdat hij de huur niet kan betalen.

A
heeft
B
betalen
C
ontvangen
D
verhuizen

Slide 14 - Quiz

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 15 - Diapositive

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 16 - Diapositive

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 17 - Question de remorquage

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar:                                                             

    lopen - liep - gelopen / slapen - sliep - geslapen

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij zwakke werkwoorden. Kijk maar: 
                                                                     
    koken - kookte - gekookt / tekenen - tekende - getekend

Slide 18 - Diapositive

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 19 - Quiz



Het voltooid deelwoord eindigt op:


Zwemmen
A
-d of -t
B
- en

Slide 20 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 21 - Quiz



Het voltooid deelwoord eindigt op:
Voetballen
A
-d of -t
B
- en

Slide 22 - Quiz

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Leren

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 24 - Question ouverte

het voltooid deelwoord van juichen is:

Slide 25 - Question ouverte

Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden

Slide 26 - Diapositive

Welke Engelse werkwoorden ken je?

Slide 27 - Question ouverte

0

Slide 28 - Vidéo

Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 29 - Diapositive

maar..... let op de uitspraak           -n

Slide 30 - Diapositive

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 31 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 32 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 33 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 34 - Quiz

Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 35 - Quiz

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 36 - Quiz

Rondvraag
??Vragen??

Slide 37 - Diapositive

Oefenen / huiswerk

NU Nederlands -->
Lesmateriaal -->
Grammatica 3 -->
3.3 voltooid deelwoord +
3.4 Engelse werkwoorden

Slide 38 - Diapositive