Les 2 - 12 sept

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui
  • On va écouter

  • Temps pour travailler

  • On va parler 

  • Lollyquiz


Slide 3 - Diapositive

ÉCOUTER                      Bron A

Slide 4 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui
  • On va écouter

  • Temps pour travailler

  • On va parler 

  • Lollyquiz


Slide 5 - Diapositive

Temps pour TRAVAILLER
  • On fait les exercices

  • On corrige

  • On signe (aftekenen)

timer
20:00

Slide 6 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui
  • On va écouter

  • Temps pour travailler

  • On va parler 

  • Lollyquiz




Slide 7 - Diapositive

CHERCHE sur Google Translate

1. Zoek op ''in + land'' waar je geweest bent 
    tijdens de vakantie.
    Bijvoorbeeld: ''in Nederland''  of ''in Kroatie''

2. Luister goed naar hoe je het uitspreekt.
timer
3:00

Slide 8 - Diapositive

PARLER de ses vacances
Tu as été où?                                J'ai été à + plaatsnaam.
Waar ben jij geweest?             Ik ben in (Groningen/ Parijs) geweest

C'est où?                                        C'est aux Pays-Bas/ en Croatie/ ...
Waar ligt dat?                               Dat is in Nederland/ Kroatië

Il a fait beau?                                 Oui, il a fait beau/ chaud.   (ja, mooi/warm)
Was het mooi weer?                   Non, il a fait mauvais/ froid. (nee, slecht/ koud)

Slide 9 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui
  • On va écouter

  • Temps pour travailler

  • On va parler 

  • Lollyquiz




Slide 10 - Diapositive

en Allemagne
A
naar Engeland
B
in Duitsland
C
in Engeland
D
naar Duitsland

Slide 11 - Quiz

Il fait mauvais.
A
Hij is slecht.
B
Hij doet het slecht.
C
Het is slecht weer.
D
Hij maakt een taart.

Slide 12 - Quiz

a. Je suis
b. J'ai
A
a. Ik heb b. Ik ben
B
a. Ik ben b. Ik heb
C
a. Jij bent b. Jij hebt
D
a. Jij hebt b. Jij bent

Slide 13 - Quiz

Nederland
A
Hollande
B
Neerlandais
C
Les Pays-Bas
D
Pays-Bas

Slide 14 - Quiz

travailler
A
reizen
B
werken
C
hebben
D
zijn

Slide 15 - Quiz

le bateau
A
het vliegtuig
B
de trein
C
de boot
D
de auto

Slide 16 - Quiz

il fait beau
A
Het is slecht weer
B
Hij is mooi
C
Het is warm weer
D
Het is mooi weer

Slide 17 - Quiz

voyager
A
werken
B
vliegen
C
reizen
D
zien

Slide 18 - Quiz

Welke 2 EINDletters spreek je
NIET uit in het Frans?
A
é + s
B
s + t
C
é + t
D
l + s

Slide 19 - Quiz

Tu as été où? (laatste vraag)
A
Was het mooi weer?
B
Wat heb jij gedaan?
C
Heb je het leuk gehad?
D
Waar ben jij geweest?

Slide 20 - Quiz