H6 grammatica woordsoorten

SO spelling en grammatica woordsoorten
Volgende week in instructie:
Deeltoets H5+ 6 spelling en grammatica woordsoorten
- Werkwoorden (zelfstandig, koppel en hulp) in samengestelde zinnen
- Hoofdletters en leestekens
- Voltooid en onvoltooid deelwoorden
- Betrekkelijk voornaamwoord
- Aan elkaar of los?
- Werkwoordspelling
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

SO spelling en grammatica woordsoorten
Volgende week in instructie:
Deeltoets H5+ 6 spelling en grammatica woordsoorten
- Werkwoorden (zelfstandig, koppel en hulp) in samengestelde zinnen
- Hoofdletters en leestekens
- Voltooid en onvoltooid deelwoorden
- Betrekkelijk voornaamwoord
- Aan elkaar of los?
- Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

H6 grammatica woordsoorten
Lesdoelen: 
- Ik ken het verschil tussen een zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
- Ik kan in een samengestelde zin de werkwoorden bepalen
- Ik weet welke voornaamwoorden er zijn
- Ik weet wat het betrekkelijk voornaamwoord is

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde?

Slide 3 - Question ouverte

Noem de koppelwerkwoorden

Slide 4 - Question ouverte

Peter had jou dat nog willen zeggen.
willen =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 5 - Quiz

Ik zou jou gisteren nog bellen!
bellen =

A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 6 - Quiz

Moest je dat niet eerst vragen?
vragen =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 7 - Quiz

Marijke is hier gisteren geweest.
is =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 8 - Quiz

Op Instagram staat een rare foto.
staat =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 9 - Quiz

Onderzoek heeft aangetoond dat de meeste mannen daklozen zijn.
Zijn =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 10 - Quiz

Voornaamwoorden

Slide 11 - Carte mentale

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Welke van de onderstaande is een
aanwijzend voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive


De jongen ,die geselecteerd is voor Twente , staat morgen in de basis.
Wat is in deze zin het betrekkelijk voornaamwoord?
A
de
B
die
C
voor
D
in

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Lien

H6 grammatica woordsoorten
Lesdoelen: 
- Ik ken het verschil tussen een zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
- Ik kan in een samengestelde zin de werkwoorden bepalen
- Ik weet welke voornaamwoorden er zijn
- Ik weet wat het betrekkelijk voornaamwoord is

Slide 22 - Diapositive

SO spelling en grammatica woordsoorten
Volgende week in instructie:
Deeltoets H5+ 6 spelling en grammatica woordsoorten
- Werkwoorden (zelfstandig, koppel en hulp) in samengestelde zinnen
- Hoofdletters en leestekens
- Voltooid en onvoltooid deelwoorden
- Betrekkelijk voornaamwoord
- Aan elkaar of los?
- Werkwoordspelling

Slide 23 - Diapositive