Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
2W 12 december
Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel:
Je lesboek, schrift ,chromebook en leesboek
Kauwgum in de prullenbak
1 / 42
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
42 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
80 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel:
Je lesboek, schrift ,chromebook en leesboek
Kauwgum in de prullenbak
Slide 1 - Diapositive
10 minuten stil lezen
geen boek ? melden en nos.nl
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Vandaag:
nakijken huiswerk
voornaamwoorden
korte pauze
maken §15, §16
30 sec kerst
einde les
Slide 3 - Diapositive
huiswerk
blz 216-217 aanw.vnw, vr.vnw en onbep.vnw
opdracht 1,2,3 en 5
Slide 4 - Diapositive
voornaamwoorden
Slide 5 - Diapositive
Acht voornaamwoorden
Verwijst naar zelfstandig naamwoorden.
1e persoon ben jezelf-ik
2e persoon iem. met wie je praat
3e persoon iem. waarover je praat
Geeft bezit aan. Staat meestal meteen voor zelfst. nw.
Wijst naar iets. Kan alleen staan of meteen voor zelfst. nw.
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
Vragend vnw.
Niet elk vraagwoord is een vragend voornaamwoord.
Aanwijzend vnw.
Heeft betrekking op woord dat er vlak voor staat.
Wederkerend vnw.
Geeft iets vaags aan.
Wederkerig vnw.
Alleen het woordje 'elkaar'.
Betrekkelijk vnw.
Hoort bij het wederkerend werkwoord
Onbepaald vnw.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels
Slide 8 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden (pers. vnw) verwijzen naar een persoon,
een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
Persoonlijke voornaamwoorden zijn aparte zinsdelen, die je als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp kunt benoemen.
Slide 9 - Diapositive
Let op!
Het
is alleen een persoonlijk voornaamwoord als het een apart zinsdeel is. Als het een deel van een zinsdeel is, is het een lidwoord.
voorbeeld
Het
is opgeknapt. --> Het = persoonlijk voornaamwoord
Het
weer
is opgeknapt. --> Het = bepaald lidwoord.
Het
hoort in deze zin bij het zelfstandig naamwoord
weer
.
Slide 10 - Diapositive
Truc
Twijfel je of het om een persoonlijk voornaamwoord gaat?
Vervang het persoonlijk voornaamwoord dan door een naam.
Lukt dat? --> Persoonlijk voornaamwoord!
voorbeeld
Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag.
Frenkie heeft heel goed zijn best gedaan vandaag.
Slide 11 - Diapositive
Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) geeft een bezit aan.
Het kan bijvoeglijk of zelfstandig in een zin voorkomen.
Bij zelfstandig gebruik staat er een lidwoord voor.
voorbeeld
Heb je
haar
samenvatting gebruikt? --> bijvoeglijk gebruikt
Je kunt beter
de zijne
gebruiken. --> zelfstandig gebruikt
Slide 12 - Diapositive
Let op!
Ben je
jouw
kluissleutel kwijt?
jouw
= bezittelijk voornaamwoord
Deze kluissleutel is van
jou
.
jou
= persoonlijk voornaamwoord
Slide 13 - Diapositive
Tot welke woordsoort behoren de volgende woorden?
ik , hij , wij , jullie
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Dit is niet onze boom, maar hun boom.
'onze' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 15 - Quiz
Die rode fiets is van jou.
'jou' is een ...
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 16 - Quiz
Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden uit deze zin:
Gisteren zag ik Antoinette en zij zei blozend tegen mij: 'Jouw broer is erg knap!'
A
ik
B
ik - zij
C
ik - zij - mij
D
ik - zij - mij - jouw
Slide 17 - Quiz
Het aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) wijst iets of iemand aan.
Er zijn
vier
aanwijzende voornaamwoorden:
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze:
d
e
ze
school,
die
sporter.
Bij een het-woord gebruik je altijd dit of dat:
dit
huis,
dat
gebouw.
Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden.
Het vervangt dan woorden die je er achter kunt denken.
Geef
dat (boek)
eens aan!
Een aanwijzend voornaamwoord kan ook naar een zin verwijzen.
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 18 - Diapositive
Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar iets dat eerder in de zin al is genoemd. Dit noemen we het antecedent.
De betrekkelijk voornaamwoorden die we kennen zijn:
die
,
dat
,
wie,
wat, welk (e), hetgeen
Slide 19 - Diapositive
Wederkerig voornaamwoord
Elkaar
=
wederkerig voornaamwoord voor alle meervoudsvormen
Wij schrijven
elkaar
.
Jullie kennen
elkaar
.
Zij plagen
elkaar
.
Wederkerig = het komt van beide kanten
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerende voornaamwoorden zijn woorden als
me, je, zich
en
ons.
Deze woorden slaan terug op het onderwerp.
wederkeren = terugkeren
Sommige werkwoorden hebben
altijd
een wederkerend voornaamwoord bij zich:
z
ich
vergissen /
zich
aanstellen /
zich
voornemen
Ik vergis
me
/ Hij stelt
zich
aan / Wij nemen
ons
voor
Het wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp van de zin aan.
Slide 22 - Diapositive
Truc!
Twijfel je of het om een wederkerend voornaamwoord gaat?
Voorbeeld
Je
vergist
je
toch nooit?
Oplossing: vervang
je
door
hij
Hij
vergist
zich
toch nooit?
Je verandert in zich, je is dus het wederkerend voornaamwoord!
Slide 23 - Diapositive
Sandra verslikt zich in die snoepjes van jou.
Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
zich
B
jou
Slide 24 - Quiz
Wij bemoeien ons niet met zijn zaken.
Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
Wij
B
zijn
C
ons
Slide 25 - Quiz
Moet je je nog wassen vandaag?
Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
eerste 'je'
B
tweede 'je'
Slide 26 - Quiz
Zij geven elkaar een cadeau.
'elkaar' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 27 - Quiz
Vragend voornaamwoord
Meestal staan ze aan het begin van een vraagzin.
Soms staan ze midden in een zin. Dan zijn ze wat lastiger te herkennen.
Door de zin vragend te maken, komt het vragend voornaamwoord vooraan in de zin te staan.
Kun je mij vertellen
wat voor
mobiel jij hebt?
Wat voor
een mobiel heb jij?
Slide 28 - Diapositive
Let op!
Vraagwoorden als waarom, hoe, waarin, waarmee enz. verwijzen
niet
naar mensen of dingen.
Ze verwijzen naar redenen, tijden of plaatsen.
Dit zijn dan ook
geen
vragende voornaamwoorden.
Dit zijn voorbeelden van
bijwoorden
: deze woordsoort wordt later apart behandeld.
Slide 29 - Diapositive
Wat zijn vragende voornaamwoorden?
A
wie, wat, welke, wat voor, wat voor een, wiens
B
Wat, wanneer, waarom
C
Hoezo, hoe, welke, wiens
D
Waar, waarheen, waarvandaan
Slide 30 - Quiz
hulp werkwoord
aanwijzend vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
zelfstandig werkwoord
vragend voornaamwoord
wie
heeft
die
moeilijke
vraag
bedacht ?
Slide 31 - Question de remorquage
Wat heb je gisteren gedaan?
'Wat' is een..
A
Vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 32 - Quiz
Kun je mij vertellen wie het schoolfeest dit jaar organiseert?
'wie' is een...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 33 - Quiz
Mijn vader bracht ons naar dat schoolfeest.
'dat' is een...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 34 - Quiz
Waarom wil je graag die nieuwe film zien?
Is 'Waarom' een vragend voornaamwoord?
A
ja
B
nee
C
D
Slide 35 - Quiz
Onbepaald voornaamwoord
Slide 36 - Diapositive
Als iemand een medaille wint, ben jij het wel.
'iemand' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 37 - Quiz
Korte pauze
Slide 38 - Diapositive
Vragen
Slide 39 - Diapositive
Maken
§15 1,2,7B
§16 1,2,5,6,7B,8B
Slide 40 - Diapositive
- 30 seconds -
timer
0:30
Slide 41 - Diapositive
Einde les
Slide 42 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Voornaamwoorden
Janvier 2024
- Leçon avec
46 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
zelfstudie voornaamwoorden
Février 2022
- Leçon avec
10 diapositives
VWO 2 - Studyflow - Grammatica - G3.2
Septembre 2022
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Voornaamwoorden!
Décembre 2022
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
Novembre 2022
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
Décembre 2022
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2 havo les 21 deel 2 voornaamwoorden
Décembre 2021
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhalen voornaamwoorden
Janvier 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2