Test: WOORDSOORTEN 1

• Nederlands
• Lager onderwijs

Wat is het voorzetsel in de volgende zin?
Spelen doen we in de tuin.

Wat is het voorzetsel in de volgende woordrij?
tijdens - tuin - de - juli

Wat is het voorzetsel in de volgende zin?
Gisteren waren we gezellig samen.

Wat is het telwoord in de volgende zin?
Ik heb veel geniesd.

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de volgende woordrij?
werken - katje - dik - gouden

Wat voor soort woord is:

hij

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. voorzetsel
4. zelfstandig naamwoord

Wat voor soort woord is "haar" in de zin:

Het is haar auto

1. bezittelijk voornaamwoord
2. voorzetsel
3. persoonlijk voornaamwoord
4. telwoord

Wat voor soort woord is "jullie" in de volgende zin:

Jullie huis is mooi.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. bezittelijk voornaamwoord

Wat voor soort woord is:

hen

1. persoonlijk voornaamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord
4. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Wat voor een soort woord is:
mijn

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. voorzetsel
4. lidwoord

Vul je test/toets formulier in via Google Classroom

Maakte je 0, 1 of 2 fouten => GROEN

Maakte je 3 of 4 fouten => ORANJE

Maakte je 5 fouten of meer => ROOD