Wat Leuk Hoofdstuk 6 Samen iets afspreken

• NT2 Inburgering/alfabetisering volwasseneducatie
• MBO
• Studiejaar 1

Hoofdstuk 6 samen iets afspreken

Vragen:

1. Kan Ana morgen?

2. Waarom kijkt ze op haar telefoon?

3. Wanneer kan Ana wel?

4. Hoe laat spreken ze af?

Kom je ...?

Kom je ...?

Ja, ik kan wel.
Nee, ik kan niet..

liever...

Wat doe jij liever?

Wat doe jij liever?

Wat doe jij liever?

Wat doe jij liever?

Wat doe jij liever?

Kom je ...?

Ja, ik kan wel.
Nee, ik kan niet..
Nee, ik ga liever...

Luister naar deze taalrap

Zullen we iets leuks gaan doen?

Zullen we maandag iets leuks gaan doen?                    Nee sorry, dan kan ik niet.
Zullen we dinsdag iets leuks gaan doen?                       Nee sorry, dan kan ik niet.
Zullen we woensdag iets leuks gaan doen?                  Nee sorry, dan kan ik niet, want woensdag                                                                                                                    kijk ik televisie.
Laten we donderdag wat leuks gaan doen!                   Nee sorry, dan kan ik ook niet.
Waarom niet?                                                                               Omdat ik donderdag altijd naar school ga. 
Zullen we vrijdag dan wat leuks gaan doen?                 Nee sorry, maar dat gaat ook niet. 
Waarom niet?                                                                               Omdat ik vrijdag altijd boodschappen doe.
En zaterdag of zondag dan?                                                 Ja prima, dat lijkt me heel gezellig!

Zullen we iets leuks gaan doen?

eindelijk - zin - omdat  - zonder - absoluut - hoor - echt - want  - uit - veel - eindelijk - gelijk  - leuk - bezoek - prima - vies 

1 Hoi Toos, wat .... om jou te zien! Zullen we nu .... eens iets afspreken!

2 Hallo Lies! Jazeker, laten we dat nu gelijk maar even doen!

3 Heb je ..... om vrijdag bij me te komen eten?

4 Nee sorry, vrijdag kan ik niet .... dan ga ik hardlopen met mijn vriend.

5 Zaterdag dan, komt dat .....?

6 Ja, helemaal super, dan kan ik .......!

7 Hou je van kip met rijst?

8 Oh nee, geen vlees ....! Ik eet geen vlees. Mag het iets vegetarisch zijn?

9 Ja natuurlijk! En waar hou je ..... niet van?

10 Oh eh Spruitjes vind ik echt heel .....! Goed dat je het zegt!

11 Okee, iets vegetarisch ..... spruitjes! Komt voor elkaar!

12 Hoe laat spreken we af? Rond 17.00 uur bij mij?

13 Oh nee sorry dat is .... te vroeg ...... ik zaterdagmiddag bij mijn ouders op ...... ga. Mag het 19.00 uur zijn?

14 Ja hoor, dat is ook helemaal ..... Nou, gelukt! We hebben ..... iets afgesproken! Leuk! Tot zaterdagavond dan. Da-ag!

docent:
Zullen we gaan stappen? 

Wanneer spreken we af? 
Waar spreken we af? 

cursist:
Ik ga liever…

 … [dag / datum] 

 … [plaats]

zoek samen een afspraak

Zie kopie

Hoe heet het meisje die een hoed op haar hoofd heeft?

1. Pim
2. Kim
3. Lies
4. Nina

Woont Kim daar?

1. Ja
2. Nee

Moet Kim met de lift?

1. Ja
2. Nee

Wat gaat Kim doen?

1. Met haar kinderen naar het zwembad
2. Met haar kinderen op vakantie
3. Met haar kinderen naar het strand
4. Met haar kinderen naar een speeltuin

Waar gaan de kinderen zwemmen?

1. In het zwembad
2. In een vijver
3. In de zee

Waarom hoeven de kinderen niet naar school?

1. Ze hebben vakantie
2. Ze hebben weekend
3. De school is al klaar
4. De docent heeft de kinderen naar huis gestuurd

Hoe laat begint de fietsles van Nina?

1. 12:30
2. 13:30
3. 14:30
4. 14:00

Komt Nina vanavond eten?

1. Ja
2. Nee

Hoe laat spreken Kim en Nina in de avond af?

1. Om 16:00
2. Om 17:00
3. Om 07:00
4. Om 19:00

Bron 1: verloren en gevonden

Luisteropdracht 

Inleiding

1. Hoeveel mensen laten elke dag iets liggen in de trein?

1. 2
2. 10
3. 12
4. 20

2. Wat is de eerste mevrouw wel eens verloren in de trein?

3. Wat is de tweede mevrouw wel eens verloren in de trein?

4. Wat is de meneer wel eens verloren in de trein?

5. Heeft de meneer zijn verloren voorwerp terug gekregen?

1. Ja
2. Nee

6. Welke 3 voorwerpen raken mensen het meeste kwijt?

1. Telefoons, sleutels en speelgoed
2. Telefoons, pasjes en portemonnees
3. Telefoons, schoenen en portemonnees
4. Telefoons, pasjes en kindergitaartjes

7. Wat is er een aantal maanden geleden binnen gekomen?

1. Een scooter
2. Een mobiele telefoon
3. Een scootmobiel
4. Een rugzak

8. Hoeveel gevonden voorwerpen zijn er per jaar?

1. 550
2. 5500
3. 55000
4. 550000

9. Hoe vaak lukt het om de eigenaar van de gevonden spullen terug te vinden?

1. 20%
2. 50%
3. 5%
4. 70%

10. Hebben ze de eigenaar van het 'aapje' gevonden?

1. Ja
2. Nee

11. Hoeveel euro moet de eigenaar betalen om het aapje terug te krijgen?

Wanneer zeggen we 'kom je ook'?

1. Om te checken of iemand nog kan
2. Om iemand uit te nodigen

Hoe zal Bing Nina feliciteren?

1. Hij geeft haar een hand
2. Hij geeft haar een knuffel
3. Hij geeft haar een hand en drie zoenen
4. Hij geeft haar gelijk een cadeau

Wanneer zeggen we 'graag'?

1. Wanneer iemand ons iets aanbiedt
2. Wanneer wij iets aanbieden

Hoe gaat Nina eten aanbieden?

1. Pak zelf maar iets
2. Wil jij iets?

passieve zinnen

wordwall.net

Futur (toekomende tijd)

Verschillende vormen van Futur

• onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)     ik zal bellen
• voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)  ik zal hebben gebeld           

wordwall.net