Schrijven en formuleren

Schrijven en formuleren


Het betoog
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Schrijven en formuleren


Het betoog

Slide 1 - Diapositive

les 1 H3.4 
Leerdoelen
Vandaag leer je hoe je een betogende tekst schrijft

Slide 2 - Diapositive

Aan de slag!
  • Bestudeer de volgende slides
  • beantwoord de vragen

Slide 3 - Diapositive

Sleepvraag
  • Wat hoort waar? Sleep de zinnen naar de juiste plek in het argumentatieschema.

Slide 4 - Diapositive

De mineralen die we nodig hebben, halen we uit ons eten en niet uit drinkwater
Het is onzin te denken dat je gezonder bent als je meer water drinkt
Te veel water overbelast de nieren
Water is geen energieleverancier

Slide 5 - Question de remorquage

Opdracht betoog
Je schrijft
  • individueel
  •  een betoog
waarin je 
  • een stelling verdedigt
  • en onderbouwt met twee argumenten + een tegenargument met weerlegging


Slide 6 - Diapositive

Beoordeling

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Hoe gaan we dit doen?
29 januari: oefeningen ter voorbereiding, thuis nadenken over onderwerp
1 februari: betogen vergelijken en beoordelen aan de hand van een beoordelingsformulier
5 februari: schrijfplan maken
6 februari: eerste versie schrijven (tijdens de les) 
8 februari: verder met eerste versie schrijven en uittypen (tijdens de les) + inleveren 
12 februari: elkaar feedback geven (tijdens de les)
13 februari: met feedback de definitieve versie schrijven (tijdens de les)

Slide 9 - Diapositive

Variatie in taalgebruik
  • wissel af in woordkeuze
  • varieer met zinslengte en zinsbouw
  • schrijf duidelijk: vermijd vage formuleringen

Slide 10 - Diapositive

Opdracht
  • Noteer zoveel mogelijk varianten op het werkwoord ‘vroeg’ in onderstaande zin.

De docent vroeg: ‘Hoe is het mogelijk dat ik dit alweer vergeten ben?’
(voorbeeld: de docent schreeuwde, de docent fluisterde, enz.)

Slide 11 - Diapositive

Opdracht
Herschrijf onderstaand tekstje zodat er meer variatie ontstaat in
  • woordkeuze
  • zinslengte
  • zinsbouw (dus de volgorde van zinsdelen in een zin)


Het was een regenachtige dag in februari. Het was even droog. Het regende hiervoor de hele tijd. Heleen had het koud. Ze ging niet graag naar buiten. Ze moest nu wel naar buiten. Ze ging naar de supermarkt. Haar zus had al het eten opgegeten.

Slide 12 - Diapositive

Donderdag 1 februari


Bespreken opdracht variatie taalgebruik
Onderwerpen betoog
Vergelijken voorbeeldbetogen aan de hand van beoordelingsformulier
Einde van de les: bespreken betogen

Slide 13 - Diapositive

Het schrijfplan
Waarom?
- Brainstormen, voorbereiden (fase).
- Biedt structuur voor betoog.
- Geeft houvast om alinea's makkelijker te schrijven.

Slide 14 - Diapositive

Maandag 5 februari


Verder met bespreken voorbeeldbetogen
Schrijfplan maken en inleveren

Slide 15 - Diapositive

Schrijfplan
1. Zoek op je laptop naar informatie over je onderwerp. (ongeveer 10 minuten) en noteer relevante zaken.​
2. Vul je schrijfplan in: schrijf in kernwoorden op wat je in de alinea’s gaat schrijven. (ongeveer 20 minuten) ​
3. Maak nu een blokjesschema van je argumentatie om te controleren of je argumenten kloppen. (ongeveer 5 minuten) ​

Let op! Aan het einde van de les lever je je schrijfplan in! ​




Slide 16 - Diapositive

Het schrijfplan
Onderwerp: geeft in paar woorden aan waar jouw betoog over gaat.
Publiek: geeft aan voor welke groep mensen jij schrijft.
Tekstdoel: overtuigen
Inleiding: eerste alinea van de tekst. Geeft aan wat jouw standpunt is over de stelling.
Middenstuk: bevat twee argumenten met onderbouwing én een tegenargument met weerlegging. 
Slot: laatste alinea tekst. Geeft conclusie, samenvatting, advies. Herhaling standpunt uit inleiding.

Slide 17 - Diapositive

Donderdag 6 februari
Schrijfplan ingeleverd?
Vandaag werk je aan je betoog.

Opdracht:
Het betoog bevat.... 
- 300 tot 500 woorden.
- 2-3 argumenten én een tegenargument met weerlegging
- goede inleiding (met als laatste zin de stelling) en slot
- signaalwoorden om verbanden aan te geven
- géén vage formuleringen en woorden


Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld beoordelingsformulier

Slide 19 - Diapositive

Stelling
De politie moet worden bewapend met hogedrukverfpistolen

Denk 1 minuut na over deze stelling en bedenk een argument voor óf tegen deze stelling.

Slide 20 - Diapositive