herhalen unit 4 2K

Herhalen unit 4
Aan de slag met de grammatica en Test Jezelf 4.4 en 4.5!
Jassen uit, Ipad nog niet pakken!


27 maart toets hoofdstuk 4!!!!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhalen unit 4
Aan de slag met de grammatica en Test Jezelf 4.4 en 4.5!
Jassen uit, Ipad nog niet pakken!


27 maart toets hoofdstuk 4!!!!

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:
Grammatica: 10 - 15 minuten
Kunnen en mogen
Vraagwoorden
Toekomst: To be + going to + hele werkwoord
TEST Jezelf les 4.4 en 4.5: 15 -  20 minuten
Tijd over? Dan gaan we met woordjes aan de slag d.m.v. een spel!



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Can/Can't/Could/Couldn't
Can = Kan, mag

Can't = Kan niet, kunnen niet, mag niet

Could = Zou kunnen/mogen (beleefd!)

Couldn't = zou niet kunnen/ niet mogen

Slide 4 - Diapositive


Can or Could?
"... you repeat that, please?"
A
Can
B
Could

Slide 5 - Quiz

Choose can or could.

... you help us sir?
A
Can
B
Could

Slide 6 - Quiz

Can or could?

Mum, ......... I go out tonight?
A
Can
B
Could

Slide 7 - Quiz

Can or could?

We ............. go swimming, because the pool was closed.
A
Can't
B
Couldn't

Slide 8 - Quiz

Can or could?
I've lost my keys. I ............. find them anywhere.
A
Can't
B
Couldn't

Slide 9 - Quiz

Vraagwoorden - Questions
W
W
W
W
W
H
Vraag: Waar staat een vraagwoord in een zin? Voor, midden of  achteraan

Slide 10 - Diapositive

question words quiz!
Fill in the correct question word.
..................are you feeling today?

A
what
B
when
C
where
D
how

Slide 11 - Quiz

Choose the correct question word!

. . . . . . . . is this ?
A
Which
B
Who
C
What
D
Where

Slide 12 - Quiz

Question words:
_____ is cooking tonight?
A
What
B
Which
C
Where
D
Who

Slide 13 - Quiz

Question words
..... is he now? He is at home.
A
Where
B
What
C
When
D
Who

Slide 14 - Quiz

Choose the correct question word.
_____ is Pepijn's party?
A
Why
B
Who
C
That
D
When

Slide 15 - Quiz

We gaan aan het werk met de toekomstige tijd: to be + going to + hele ww (+)



To be (zijn) heeft 3 vormen: 


We are going to work with the future tense: to be + going to + verb (+)

Which 3 forms of ''to be'' do we use?
1                       2                    3 

 

Slide 16 - Diapositive

Vragen: 
De vorm van to be (zijn) staat vooraan  in de zin (?)

Are you going to study today? 
Is he really going to her birthday? 



Ontkenningen: 
Voeg ....... toe na de ''to be'' (zijn) vorm (-)

I am ... going to help you
They are ... going to come over. 


Slide 17 - Diapositive

haren knippen

eten
kijken
lezen
leren
schrijven
lopen

rennen
To be + going to + verb

Slide 18 - Carte mentale

Test Jezelf
Ipad pakken en Les 4.4 en 4.5 afronden in ALL Right!

Slide 19 - Diapositive

Lesdoelen behaald?
Grammatica: 
Kunnen en mogen  - can and could
Vraagwoorden - what, where, when, who, why and how
Toekomst: To be (am/is/are) + going to + hele werkwoord
Woordjes: 
Ordenen welke je al kent en welke niet (les 2 en 3 begin aan maken)


Slide 20 - Diapositive