H.4 Feiten, meningen en argumenten

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

een feit:

Slide 2 - Carte mentale

Doel
Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is
- je weet wat een mening is
- je weet wat een argument is


Slide 3 - Diapositive

een mening:

Slide 4 - Carte mentale

een argument:

Slide 5 - Carte mentale

Mening over een ander
Graag roep ik iemand naar voren die het niet erg vindt als we een mening over hem of haar hebben.
Om rustig te kunnen praten gaat deze persoon een paar minuten uit het zicht op de gang staan.

Slide 6 - Diapositive

Beschrijf zo precies mogelijk het signalement, zonder mening alleen feiten.

Slide 7 - Question ouverte

FEIT

--> Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

--> Een feit kun je controleren

--> Objectief



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door bijvoorbeeld artikelen te lezen op de website van het Nibud.

Slide 8 - Diapositive

MENING (STANDPUNT)

--> Wat iemand ergens van vindt

--> Het is niet controleerbaar

--> Je kunt het ermee eens of oneens zijn
--> Subjectief


Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 9 - Diapositive

ARGUMENT

--> Een argument is een uitleg waarmee je een mening
        verdedigt. Dus waarom je een bepaalde mening hebt.

--> Je herkent een argument aan signaalwoorden als:

         want, namelijk, omdat, immers

--> sterke en zwakke argumenten




Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 10 - Diapositive

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 11 - Diapositive

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!

Slide 13 - Diapositive

Feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat dit een heel mooi boek is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik word namelijk gesteund door de UvA.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij zijn de meeste mensen erg bang.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

Feit, mening of argument?

Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Feit, mening of argument?

Want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quiz

Feit, mening of argument?

Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij hebben sommige mensen liever eczeem dan dat ze zogenaamd stinken.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz

Feit, mening of argument?

Onze docent roept: "Jullie kunnen veel harder werken!"
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quiz

Nu jullie..
Ga aan het werk met de opdrachten voor deze week.

H.3 Lezen: opdracht 1, 2 en 3
Pagina 68- 70

Slide 23 - Diapositive

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Ik kan argumenten herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage