4.1 Hoe wil je werken?

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?

  • Leerdoelen van vandaag
  • Weet je het nog ???
  • Instructie paragraaf 4.1
  • Aan het werk met 4.1
  • Evalueren van de leerdoelen
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Weet je het nog??
een korte terugblik...

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel uur moet je werken voor een full time baan?
A
zo veel als je wilt
B
36 tot 40 uur
C
18 tot 20 uur
D
meer dan 40 uur

Slide 6 - Quiz

Bas werkt in een ziekenhuis en werkt daar 3 dagen per week. Bas heeft een full-time baan.
A
bewering is juist
B
bewering is onjuist

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt de beroepsbevolking vaak genoemd?
A
De vraag naar arbeid
B
Het aanbod van arbeid

Slide 8 - Quiz

Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 9 - Quiz

Inhoud:

  • 4.1 Hoe wil je werken?
  • 4.2 Sta je sterk in je werk?
  • 4.3 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt?
  • 4.4 Problemen op de arbeidsmarkt?

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen voor vandaag:
Na deze les weet ik...
  1. in welke productiesectoren je kunt werken
  2. wat voor arbeidsmotieven er zijn en wat het belang is van onbetaalde arbeid
  3. wat er in een arbeidsovereenkomst staat en wat een cao is
  4. verschillen tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst

Slide 11 - Diapositive

Waar ga je werken?
Je kunt werken in vier verschillende productiesectoren
1.Primaire sector

2.Secundaire sector

3.Tertiaire sector

4.Quartaire sector
Landbouw, visserij, winning van grondstoffen
Industrie, bouw, ambachtelijke bedrijven
Handel, transport, winkels, banken => commercieel
Onderwijs, zorg, overheid 
=> niet-commercieel

Slide 12 - Diapositive

Waar ga je werken?

Slide 13 - Diapositive

Waarom werk je? (motieven)
  • geld verdienen
  • behoefte aan sociale contacten
  • nuttig en zinvol bezig zijn
  • regelmaat in je leven
  • nieuwe dingen leren
  • In je eigen huishouden, als vrijwilliger of mantelzorger doe je onbetaald werk.
  • Zonder vrijwilligers kunnen veel clubs en instellingen niet functioneren.
 



Slide 14 - Diapositive

Heldere afspraken
  • Wie in loondienst gaat, sluit een arbeidsovereenkomst af.
  • Daarin staan arbeidsvoorwaarden zoals:
  • je functie, je werktijden, vakantiedagen en  je loon
  • Veel arbeidsvoorwaarden komen uit de cao
  • (collectieve arbeidsovereenkomst).
  • Een cao geldt voor een hele bedrijfstak, zoals de bouw, de zorg of het voortgezet onderwijs.



Slide 15 - Diapositive

Hoe wil jij werken?
In loondienst
  • vast inkomen
  • doorbetaald bij ziekte en vakantie
  • pensioenregeling
Als zelfstandige 
  • je eigen bedrijf
  • eigen tijd indelen
  • minder zekerheid over je inkomen

Veel bedrijven beginnen als eenmanszaak
= onderneming met één eigenaar (kan personeel hebben)
Een zelfstandige zonder personeel is een zzp’er.


Slide 16 - Diapositive

Verschil in (machts)positie
Werkgever
  • kan personeel aannemen en ontslaan
  • betaalt het loon
  • bepaalt je functie
  • beslist over wel/geen promotie

Werknemer
  • kan solliciteren, maar beslist niets
  • financieel afhankelijk van het loon
  • functie zo goed mogelijk uitvoeren

Slide 17 - Diapositive

Bescherming van werknemers
Door overheid:
  • Recht op wettelijk minimumloon
  • Recht op doorbetaling van loon bij ziekte
  • Uitkering
* bij werkloosheid (WW)
* bij arbeidsongeschiktheid (WIA)

Slide 18 - Diapositive

Bescherming van werknemers
Door overheid:
  • Arbowet (voor arbeidsomstandigheden)
  • Arbeidstijdenwet
  • Ontslagbescherming:
  • werkgever moet toestemming hebben (van UWV of rechter)
Door vakbond:
  • Cao
* lonen, duur werkweek, vakantiedagen, scholing


Slide 19 - Diapositive

Economisch zelfstandig?

Je bent economisch zelfstandig
  • als je eigen inkomen = minstens het sociaal minimum
  •                 = bijstandsniveau = 70% van het  minimumloon

Slide 20 - Diapositive

1 op 3 vrouwen niet econ. zelfstandig
  • vaker deeltijdbaan (door zorg voor kinderen)
 oplossing: - betere/goedkopere kinderopvang
                        - flexibeler werktijden
  • vaak werk in minder goed betalende sectoren
 (o.a. zorg, horeca)
  • minder vaak een topfunctie
  • (onbewuste) achterstelling

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Algemene wet gelijke behandeling
Bij sollicitatie mag niemand worden achtergesteld vanwege:
  • religie (godsdienst)
  • leeftijd
  • afkomst
  • gender/geslacht
Recht op: gelijke beloning voor gelijk werk & gelijke kansen bij solliciteren



Slide 23 - Diapositive

Mensen met een beperking
  • Vinden over het algemeen minder makkelijk een baan
  • Bedrijven kunnen subsidie krijgen - helpt onvoldoende

Slide 24 - Diapositive

Waarom werken?
Arbeidsmotieven:
  • Inkomen verdienen
  • Talent ontplooien, jezelf ontwikkelen
  • Je nuttig maken, zinvol bezig zijn
  • Sociale contacten: met collega’s en/of klanten
  • Regelmaat in je tijdsindeling

geldt ook voor onbetaald werk

Slide 25 - Diapositive

Soorten werk
Wit werk:
  • betaald werk,
  • arbeidscontract,
  • inhouding loonbelasting en sociale premies,
  • geregistreerd, werk in de formele sector.

Zwart werk:
  • betaald werk,
  • geen contract,
  • geen belasting en premies,
  • niet verzekerd,
  • niet geregistreerd, informele sector
  • verboden.

Grijs werk:
  • onbetaald werk:
  • vrijwilligerswerk,
  • werk in eigen huishouden,
  • mantelzorg,
  • niet geregistreerd, informele sector.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Ga zelf aan de slag!
Gebruik de rest van de les om 4.1 af te maken 

Ben je eerder klaar? Ga dan verder met het voorbereiden voor het SE-economie. Maak bijvoorbeeld een mindmap of samenvatting per paragraaf.

Slide 28 - Diapositive

Leerdoelen voor vandaag:
Na deze les weet ik...
  1. in welke productiesectoren je kunt werken
  2. wat voor arbeidsmotieven er zijn en wat het belang is van onbetaalde arbeid
  3. wat er in een arbeidsovereenkomst staat en wat een cao is
  4. verschillen tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
ontwikkeling
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 31 - Quiz

Een deeltijdbaan is....
A
Een baan waarin je zelf je tijd verdeelt.
B
Een baan waarin je op oproepbasis komt.
C
Een baan van minder dan 36 uur per week.
D
Een baan van minder dan 20 uur per week.

Slide 32 - Quiz

In de ‘Algemene wet gelijke behandeling’ staat onder andere
A
Mannen en vrouwen moeten evenveel verdienen
B
Vrouwen moeten voorrang krijgen
C
Mannen verdienen een betere baan dan vrouwen
D
Vrouwen verdienen een betere baan dan mannen

Slide 33 - Quiz

Een werkgever kan bij een sollicitatie verschillende redenen hebben om iemand niet aan te nemen.

Welke van de volgende redenen is in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling?
A
De sollicitant vraagt een te hoog salaris.
B
De sollicitant is te oud.
C
De sollicitant heeft de verkeerde opleiding.
D
De sollicitant heeft te weinig ervaring.

Slide 34 - Quiz

Wat is het sociaal minimum?
A
Het minimale bedrag dat je krijgt aan kinderbijslag
B
Het minimale bedrag om van te kunnen leven
C
Tijdelijk loon wanneer je geen werk hebt
D
Het minimumsalaris dat je krijgt als je werkt

Slide 35 - Quiz

In welke situatie is er sprake van "grijs werken" ?
A
Maria werkt als verpleegkundige 2 dagen per week
B
Opa Piet doet een krantenwijk om fit te blijven
C
Rick is timmerman en beunt op zaterdag een paar uurtjes
D
Nicole doet vrijwilligerswerk in het buurthuis

Slide 36 - Quiz

I: Vrijwilligerswerk is een voorbeeld van grijs werk.
II: Een drugsdealer werkt in de formele sector.
A
Beide zijn juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 37 - Quiz