Toets Thema 6 Ecologie

• Mens & Natuur
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

toets Thema 6

Neem de tijd, lees de vragen goed.

Je hebt 45 min

wat is ecologie?

1. het milieu
2. invloeden op het milieu
3. relatie tussen milieu en organisme
4. relatie met organismen

Een vogel zit uit te kijken op een boom. De zon schijnt. Het is lekker warm. Er kruipt een rups voorbij. Benoem wat de biotische en abiotische factoren rondom de vogel in dit verhaal zijn. (Voorbeeld: ....=biotisch)

Welke rol heeft de leeuw in dit voedselweb?

1. Producent
2. Reducent
3. Concument 1e orde
4. Consument 2e orde

Door welke woorden kan je een pijl in een voedselketen vervangen?

1. Eet
2. Wordt gegeten door

Wat zijn reducenten?

1. Bacteriën
2. Virussen
3. Afvaleters
4. Schimmels

Was is een voorbeeld van een biotische factor?

1. Lucht
2. Voedsel
3. Neerslag
4. Wind

Wat is een algemene omschrijving van biotische factoren?

1. Levende factoren
2. Levenloze factoren

Geef een voorbeeld van
een a-biotische factor. Dus geen algemene omschrijving.

Wat is een populatie?

1. Een boom
2. Verschillende dieren in een gebied
3. Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
4. Alles wat in een bepaald gebied is

Onder welke groep valt een plant?

1. Producent
2. Consument
3. Reducent

Zet op volgorde van klein naar groot

Individu

Populatie

Levens-

gemeenschap

Ecosysteem

Onder welke groep valt een konijn?

1. Consument
2. Producent
3. Reducent

Onder welke groep vallen afval-eters?

1. Consumenten
2. Producenten
3. Reducent

Wat is een voedselweb?

1. Één voedselketen
2. Meerdere voedselketens

Onder welke groep vallen schimmels?

1. Producenten
2. Reducenten
3. Consumenten

Maak een voedselketen en gebruik daarin de volgende organismen: lieveheersbeestje, bladluis, merel, lijsterbes, vos.

Wat is van invloed op een populatiegrootte?

1. hoeveelheid voedsel
2. natuurlijke vijanden
3. ziekte verwekkers
4. A, B en C

Stoffen in de natuur worden steeds opnieuw gebruikt. Welke organismen zorgen hiervoor?

Waarom hebben de bladeren van een cactus de vorm van een stekel?

1. Zodat de plant minder vocht verdampt
2. Tegen koude nachten in de woestijn

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
(twee antwoorden zijn goed)

1. Grote, platte bladeren
2. Kleine, dikke bladeren
3. een klein wortelstelsel
4. een groot wortelstelsel

Welke hoort er niet bij?

1. Teengangers
2. Topgangers
3. Voetgangers
4. Zoolgangers

Een struisvogel valt onder de groep

1. Loopvogels
2. Steltlopers
3. Roofvogels
4. Zangvogels

Waneer bloeien schaduwplanten meestal?

1. Voorjaar
2. Zomer
3. Najaar
4. Winter

Een plant in een droog gebied heeft vaak

1. Een groot wortelstelsel
2. Een klein wortelstelsel

Door welke groep van organismen wordt voedsel voor alle andere organismen geproduceerd?

1. door mensen
2. door dieren
3. door planten

Je ziet 2 zebra's. Is een zebra een hoefganger of een teenganger? is hij aangepast op een harde of drassige (zachte) ondergrond?

1. hoefganger, harde ondergrond
2. hoefganger, drassige ondergrond
3. teenganger, harde ondergrond
4. teenganger, drassige ondergrond

Sommige planten hebben luchtkanalen in hun stengels. Welke planten zijn dit?

1. cactussen
2. landplanten met grote, dunne bladeren
3. landplanten met kleine, dikke bladeren
4. waterplanten

Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?

1. kraakt noten en harde zaden
2. prikt bodemdiertjes uit de grond
3. verscheurt een prooi
4. zeeft kleine plantjes uit het water

In een grasland komen muizen en velduilen voor. Enkele zomers is het al erg droog. Er is steeds minder gras. Komen er meer of minder kerkuilen voor of blijft het aantal gelijk?

1. meer kerkuilen
2. minder kerkuilen
3. blijft gelijk

Om welke 2 redenen gaat er biomassa verloren in een voedselpiramide?

1. Verbranding
2. Één grote boom kan veel rupsen bevatten
3. Onverteerbare resten

Dit is een piramide van

1. aantallen
2. biomassa
3. aantallen of biomassa

Gebruik de tekst en de afbeelding van de waterkringloop. 

Zet de zinnen in de juiste volgorde door er nummers voor te zetten. 

De eerste zin is al voorgedaan.