3-9 Oog en bril (3.4)

Oog en bril (3.4)
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oog en bril (3.4)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Hoe zien we?
  • Licht passeert hoornvlies, ooglens en glasachtige lichaam
  • Licht valt op het netvlies
  • Dit heeft hetzelfde uitwerking als een + lens
  • Op het netvlies wordt het beeld scherp gesteld

Slide 3 - Diapositive

  • Het netvlies bevat een groot aantal lichtgevoelige zintuigcellen.
  • Deze geven elektrische impulse af als er licht op valt.
  • Door de oogzenuw wordt dit doorgegeven aan de hersenen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

  • Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
  • Veel licht - pupil klein
  • Weinig licht - pupil groot

Slide 6 - Diapositive

Lens in oog
Afstand tussen oog en netvlies 
± 17 mm constant, dus b staat vast.
Het oog past dus de brandpuntafstand aan (f).
Er is een kring van spiertjes rond het ooglens
Accomoderen - lens platter of boller maken

Slide 7 - Diapositive

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 8 - Diapositive

Verziend
  • De ooglens is te zwak
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 9 - Diapositive

Oudziend
  • Ooglens is minder elastisch
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 10 - Diapositive

Dioptrie
Oogarts en opticien gebruiken dpt om de sterkte (S) van brilleglazen aan te geven.

Slide 11 - Diapositive

Berekeningen:
1. Brandpuntafstand in meter

2. 

3. Het getal is S (lenssterkte)

S = +2, dan is f = 50 cm
f1
S=f1

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 14 - Quiz

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 15 - Quiz

Wat is constant in de oog
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
C
voorwerpafstand

Slide 16 - Quiz

Hoe heet het als de spiertjes rondom de les, de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accomoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 17 - Quiz

Wat is het probleem als je bijziend ben?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 18 - Quiz

Warvoor lens heb je nodig als je bijziend ben
A
negatief
B
positief

Slide 19 - Quiz

Hoe sterk is een lens als de brandpuntafstand 35 cm is?
A
0,029
B
2,9
C
0,29

Slide 20 - Quiz

Opgaven
39 t/m 45

Geen overleg

Slide 21 - Diapositive