Grammatica zinsdelen H5 les 2: meewerkend voorwerp

Grammatica zinsdelen
meewerkend voorwerp
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen
meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
Aan het einde van de les:
- hebben we de theorie over het mv herhaald;
- hebben we geoefend met zinnen ontleden die niet alle zinsdelen bevatten.

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog over
het meewerkend voorwerp?

Slide 3 - Carte mentale

Meewerkend voorwerp
  • Geeft aan voor wie iets bestemd is;
  • Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp!
  • Begint vaak met aan of voor (soms erbij denken)


           Aan wie/voor wie + wg + ow + lv = meewerkend voorwerp

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk bespreken: opdracht 1 blz. 148
zin 1 t/m 3 bespreken via het bord.
Zin 4 t/m 6 mondeling bespreken. 
Pak een andere kleur pen en houd bij hoe je het gemaakt hebt!

Slide 5 - Diapositive

Bespreken opdracht 1 - zin 1
De verdwaalde toerist  / vroeg / de weg  / aan de politieagent.

  • pv = vroeg
  • ow = de verdwaalde toerist
  • wg = vroeg
  • lv = de weg
  • mv = aan de politieagent

Slide 6 - Diapositive

Bespreken opdracht 1 - zin 2
Alle aanwezigen / zongen/ voor de jarige / een vrolijk welkomslied.
  • pv = zongen
  • ow =Alle aanwezigen
  • wg = zongen
  • lv = een vrolijk welkomslied
  • mv = voor de jarige

Slide 7 - Diapositive

Bespreken opdracht 1 - zin 3
De stad Amersfoort / doneert / de speeltuinvereniging / jaarlijks / subsidie.
  • pv = doneert
  • ow = De stad Amersfoort
  • wg = doneert
  • lv = subsidie
  • mv = de speeltuinvereniging

Slide 8 - Diapositive

Zinsdelen
- Persoonsvorm
- Onderwerp
- Werkwoordelijk gezegde
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp

Slide 9 - Diapositive

Onderwerp
Meewerkend voorwerp
Werkwoordelijk
gezegde
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel ontvangt iets van het onderwerp.

Slide 10 - Question de remorquage

Meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp?
Het lijdend voorwerp ondergaat iets               zinsdeel kan er niets
                                                                                             aan doen. 

Het meewerkend voorwerp werkt mee                 het zinsdeel is er
                                                                                                  actief bij
                                                                                                  betrokken. Hij of
                                                                                                  zij ontvangt iets.

Slide 11 - Diapositive

meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Wij geven jullie iets kleins.
Heb je hun een appje gestuurd?
Ik zie haar op de straat.
Ik help hem met zijn huiswerk.

Slide 12 - Question de remorquage

Opdracht maken
  • Werken aan opdracht 2 op blz. 149.
    Zet de zinsdelen netjes onder elkaar.
    Niet elke zin bevat alle zinsdelen!
  • Over 10 minuten bespreken we zin 1 t/m 3

  • Gebruik je aantekeningen/theorie op blz. 148

  • Huiswerk is opdracht 2 (zin 4 t/m 6) helemaal afmaken.
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 2 - zin 1
Julius / schreef / lange liefdesbrieven / aan Ellen / tijdens de kerstvakantie.

  • pv = schreef
  • ow = Julius
  • wg = schreef
  • lv = lange liefdesbrieven
  • mv = aan Ellen


Slide 14 - Diapositive

Opdracht 2 - zin 2
De presentator / kondigde / het publiek / op hilarische wijze / de quiz / aan.

  • pv = kondigde
  • ow = de presentator
  • wg = kondigde aan
  • lv = de quiz
  • mv = het publiek


Slide 15 - Diapositive

Opdracht 2 - zin 3
Met zijn griezelige masker / liet / Pieter / Mees / enorm / schrikken.

  • pv = liet
  • ow = Pieter
  • wg = liet schrikken
  • lv = Mees
  • mv = X


Slide 16 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les
(Af)maken opdracht 2 zin 4 t/m 6 op blz. 149.
Zet de zinsdelen netjes onder elkaar.

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 2 - zin 4
De recensies / beloven / de bioscoopgangers / een ontroerende film.

  • pv = beloven
  • ow = de recensies
  • wg = beloven
  • lv = een ontroerende film
  • mv = de bioscoopgangers


Slide 18 - Diapositive

Opdracht 2 - zin 5
Op de kermis / worden / de kinderen / een hele middag / vermaakt.

  • pv = worden
  • ow = de kinderen
  • wg = worden vermaakt
  • lv = X
  • mv = de bioscoopgangers


Slide 19 - Diapositive

Opdracht 2 - zin 6
De winkelier / stond / voor zijn toonbank / een verkoopgesprek / te voeren.

  • pv = stond
  • ow = de winkelier
  • wg = stond te voeren
  • lv = een verkoopgesprek
  • mv = X


Slide 20 - Diapositive