Herhaling hoofdstuk 11: voortplanting

Voortplanting
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Voortplanting

Slide 1 - Diapositive

In de afbeelding hiernaast staan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Er staan vijf organen aangegeven met een cijfer.

Sleep de onderstaande namen achter het juiste cijfer
teelbal
zwellichaam
prostaat
zaadblaasje
bijbal

Slide 2 - Question de remorquage

aanmaken van zaadcellen
gevoelig voor prikkels
kunnen zich vullen met bloed
tijdelijk opslaan van zaadcellen
vervoeren zaadcellen
voegen vocht toe aan de zaadcellen (twee organen)
Elk orgaan van het mannelijk voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.

Kies bij elke taak het juiste orgaan.
prostaat
bijbal
eikel
zaadblaasje
teelbal
zwellichaam
zaadleider

Slide 3 - Question de remorquage

In de afbeelding hiernaast staan de organen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel. Er staan vijf organen aangegeven met een cijfer. Sleep de groene namen achter het juiste cijfer.
vagina
eileider
baarmoeder
urineblaas
eierstok

Slide 4 - Question de remorquage

Gevoelig voor prikkels.
Hier vindt de ontwikkeling van eicellen plaats.
Hier vindt de ontwikkeling van het ongeboren kind plaats.
Hier komt het sperma bij de geslachtsgemeenschap.
Vervoeren van eicellen.
Vormen slijm waardoor de toegang tot de vagina gladder wordt.
Elk orgaan van het vrouwelijke voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.
Kies bij elke taak het juiste orgaan.
eierstokken
binnenste schaamlippen
baarmoeder
clitoris
eileiders
vagina

Slide 5 - Question de remorquage

Hoe weten jongetjes en meisjes dat zij vruchtbaar zijn?

Slide 6 - Question ouverte

Menstruatie in 4 stappen
Stap 1: er rijpt een eicel in de follikel (Oestrogeen)
Stap 2: het baarmoederslijmvlies wordt dikker
Stap 3: ovulatie/eiersprong
Stap 4: baarmoederslijmvlies breekt af (menstruatie) 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wat is bevruchting ?
A
als de kern van de zaadcel samensmelt met de kern van de eicel
B
als de eicel gaat vastzitten in het baarmoederslijmvlies
C
Als de eicel uit de follikel vrijkomt
D
als de eicel in de eileiders komt

Slide 10 - Quiz

voorbehoedsmiddelen

Slide 11 - Diapositive

Welk voorbehoedsmiddel beschermt tegen soa's
A
Pil
B
Spiraal
C
Coitus interuptus
D
Condoom

Slide 12 - Quiz

Welke voorbehoedsmiddel/anticonceptie is onomkeerbaar?
A
Coitus interuptus
B
Sterilisatie
C
Prikpil
D
Implanon / hormoonstaafje

Slide 13 - Quiz

Sterilisatie man
Sterilisatie vrouw

Slide 14 - Diapositive

Noodgeval
- Morning- after pil
- Binnen 72 uur
- Abortus
- Binnen 24 weken

Slide 15 - Diapositive

Hoe ontwikkelt de baby zich? 
Embryonale fase: In de eerste twaalf weken ontwikkelen alle organen

Foetus: na 12 weken heet de het embryo een foetus
Foetus groeit alleen in grootte


Slide 16 - Diapositive

Placenta en navelstreng
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.

In de placenta:
  • Zuurstof en voedingsstofen van moeder 
      naar het embryo
  • Afvalstoffen van het embryo naar 
      de moeder

Slide 17 - Diapositive

Tot hoeveel weken is een ''baby'' een embryo?
A
10 weken
B
12 weken
C
14 weken
D
16 weken

Slide 18 - Quiz

Geboorte
  • Sommige kindjes liggen anders in de buik
  • (links) stuitligging
  • (rechts) dwarsligging

Slide 19 - Diapositive

Wat komt normaal eerst naar buiten bij de bevalling?
A
Voeten
B
Kont
C
Hoofd
D
Armen

Slide 20 - Quiz

Tweelingen
Twee-eiige tweeling

Eeneiige tweeling


Wat is het verschil?

Slide 21 - Diapositive

Wie lijken meer op elkaar eeneiig of twee-eiig tweelingen
A
eeneiig
B
twee-eiig

Slide 22 - Quiz

chromosomen 

Lichaamscel: 23 paar chromosomen (46 totaal)

  • 22 paar 'gewone' chromosomen
  • 1 paar geslachtschromosomen

Geslachtscel: 23 chromosomen

  • 22 'gewone' chromosomen
  • 1 geslachtschromosoom

Slide 23 - Diapositive

Genotype & fenotype

Slide 24 - Diapositive

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie over erfelijke eigenschappen

Slide 25 - Quiz

Je wordt bruin van de zon na een zonvakantie. Is dit je genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 26 - Quiz