§ 3.2 De waarde van risico's

§ 3.2 De waarde van risico's
Hoe bereken je het risico van beleggingen en het verwacht rendement?

Kernwoorden:
- risico
- verwacht rendement
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

§ 3.2 De waarde van risico's
Hoe bereken je het risico van beleggingen en het verwacht rendement?

Kernwoorden:
- risico
- verwacht rendement

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Voorbeeld
Stel, een belegger heeft € 1000. Dit kan hij op vier verschillende manieren beleggen:
- Op een spaarrekening op de bank zetten
- Een staatsobligatie van kopen
- Een bedrijfsobligatie van kopen
- Aandelen van kopen

Slide 3 - Diapositive

Spaarrekening en staatsobligatie
Beleggen door te sparen of een staatsobligatie te kopen hebben weinig tot geen risico. De kans dat Nederlandse banken of de Nederlandse overheid niet uitbetalen is klein. Het rendement is echter ook niet hoog; stel dat de rente 3% is; het verwachte rendement is dan 3%.

Slide 4 - Diapositive

Bedrijfsobligatie
Als de belegger een bedrijfsobligatie koopt, is risico hoger, omdat er een kans bestaat dat het bedrijf niet uitbetaalt (als het bijvoorbeeld failliet gaat). 
Als dat gebeurt, had hij beter kunnen beleggen in staatsobligaties of zijn geld op een spaarrekening kunnen zetten. Hij had dan in ieder geval 3% van € 1000 = € 30 gehad.

Slide 5 - Diapositive

Stel dat de kans op niet uitbetalen gelijk is aan 20%.
Het risico wat hij loopt = kans op niet terugbetalen x geld wat hij zeker had kunnen hebben:
..................................................................................................


Echter, als er wel wordt uitbetaald, is het rendement hoger dan op een staatsobligatie, stel 5%. Het verwacht rendement wordt dan: 
...................................................................................................

Slide 6 - Diapositive

Stel dat de kans op niet uitbetalen gelijk is aan 20%.
Het risico wat hij loopt = kans op niet terugbetalen x geld wat hij zeker had kunnen hebben:
20% van € 30 = € 6

Echter, als er wel wordt uitbetaald, is het rendement hoger dan op een staatsobligatie, stel 5%. Het verwacht rendement wordt dan: 
 (5% van €1000 x 0,8) / €1000 x 100% = 4%

Slide 7 - Diapositive

Aandelen
Bij aandelen is het risico en verwachte rendement meestal nog iets hoger.
Stel dat wanneer er dividend wordt uitbetaald, dit € 100 is. De kans hierop is 75%.
Hoe groot is het risico? ...........................................................
Hoe groot is het verwachte rendement? 
.................................................................................................

Slide 8 - Diapositive

Aandelen
Bij aandelen is het risico en verwachte rendement meestal nog iets hoger.
Stel dat wanneer er dividend wordt uitbetaald, dit € 100 is. De kans hierop is 75%.
Hoe groot is het risico? 25% van € 30 = € 7,50
Hoe groot is het verwachte rendement? 
0,75 x € 100 / € 1000 x 100% = 7,5%

Slide 9 - Diapositive

Speculeren & koerswinst
Beleggers kunnen ook nog een andere reden hebben om een effect te kopen: de koersen kunnen stijgen, waardoor je het effect duurder kunt verkopen dan waarvoor je het gekocht hebt. Je hebt dan koerswinst. Als om die reden effecten worden gekocht, heet dit speculeren.

Slide 10 - Diapositive