H.1 Grammatica woordsoorten - Betrekkelijk voornaamwoord

H.1 Grammatica woordsoorten
Betrekkelijk voornaamwoord
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H.1 Grammatica woordsoorten
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
* Je kunt het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) herkennen en benoemen in de zin.
* Je kunt het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr. m.i.a.) herkennen en benoemen in de zin.


Slide 2 - Diapositive

Opdracht
1 De sollicitant die als eerste reageerde, was ook de beste.
2 Het boek dat ik lees, is erg spannend.
3 Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond.
> Noteer van deze zinnen het woord dat betrekking heeft op een ander(e)  woord(groep).
> Noteer ook op welk woord/ welke woorden ze betrekking hebben.



Slide 3 - Diapositive

Uitleg:
1 De sollicitant die als eerste reageerde, was ook de beste.
die = betr. vnw en heeft betrekking op de sollicitant

2 Het boek dat ik lees, is erg spannend.
dat = betr. vnw en heeft betrekking op het boek

3 Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond.
wat = betr. vnw en heeft betrekking op de hele zin ervoor

Slide 4 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
- Verwijst naar een woord (of woorden) dat eerder genoemd is in de zin.
- Dat noem je het antecedent.
- Het antecedent staat meestal vlak voor het betr. vnw.

Slide 5 - Diapositive

Betrekkelijke voornaamwoorden:
Die (tenzij je 'die' kunt vervangen door 'deze' - > aanw. vnw)
Dat (tenzij je 'dat' kunt vervangen door 'dit' - > aanw. vnw)
Wie (let op: wie, wat, welke kunnen ook vr. vnw zijn)
Wat  (let op: wie, wat, welke kunnen ook vr. vnw zijn)
(welke, hetgeen, waarmee komen ook af en toe voor als betr. vnw)

Slide 6 - Diapositive

Het betr.vnw DIE/ DAT gebruiken
Met die verwijs je naar de-woorden: 'De jongen die daar loopt'
Met dat verwijs je naar het-woorden: 'Het hondje dat blaft'

LET OP! Als je die/dat kunt vervangen door deze/dit, is het een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 7 - Diapositive

Het betr.vnw WAT gebruiken
'Wat' gebruik je:
- als je naar de woorden iets, niets, alles of het enige verwijst;
Alles wat je wilt weten, kun je opzoeken op internet.
- na een overtreffende trap;
Het beste wat ik ooit gedaan heb, was naar school gaan.
- als het terugslaat op een hele zin;
Ik mocht zelf weten hoe laat ik thuiskwam, wat ik waardeerde.

Slide 8 - Diapositive

Het betr.vnw WIE gebruiken
Wie gebruik je als je naar een persoon verwijst. 

vb. 
De rechters aan wie de vraag was voorgelegd, spraken zich duidelijk uit.
De jongen met wie ik altijd naar huis fiets, is vandaag ziek.

Slide 9 - Diapositive

Hoe herken je het betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 10 - Diapositive

betr.vnw. DIE
De fiets die ik heb gekocht fietst heerlijk!

Betrekkelijk voornaamwoord?
Antecedent?

Slide 11 - Diapositive

Betr.vnw DAT
Het kind dat bij de tandarts was, was blij.

Betrekkelijk voornaamwoord?
Antecedent?



Slide 12 - Diapositive

Betr. vnw. WIE
De jongen van wie zijn laptop is gevallen, is erg geschrokken.

Betrekkelijk voornaamwoord?
Antecedent?

Slide 13 - Diapositive

Betr.vnw met ingesloten antecedent
betr. vnw m.i.a. = betr. vnw met ingesloten antecedent 
= als er geen antecedent is
Betreft alleen de woorden wie en wat
Tip:
Wie moet je kunnen vervangen door degene die
Wat moet je kunnen vervangen door datgene wat
Tot slot...

Slide 14 - Diapositive

Betr.vnw m.i.a. WIE
Wie de bal daar neer heeft gelegd blijft een raadsel.

Wie - kun je vervangen door 'degene die' = betr. vnw m.i.a.

Er is dus geen antecedent.

Slide 15 - Diapositive

Betr.vnw m.i.a. WAT
Wat daar is gebeurd, kan ik niet navertellen.

Wat - kun je vervangen door 'datgene wat' = betr. vnw m.i.a.

Er is dus geen antecedent.

Slide 16 - Diapositive

Bekijk de volgende twee filmpjes zelfstandig als je behoefte hebt aan meer uitleg

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Ik kan het betrekkelijk voornaamwoord herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Aan de slag!

Maak online:
H.1 Grammatica - Betrekkelijk voornaamwoord. 

Opdracht 1, 2, 3




Slide 21 - Diapositive