adjectives vd adverbs

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welcome H2A

Please sit down and grab your laptop. You won't need your textbook today!

Go to www.lessonup.app and fill in the code. 

de planning van vandaag is het herhalen van de grammar van Adjectives en Adverbs. Ook krijgen jullie tijd om aan het project te werken. Hij moet vandaag af.

Recap:

Adjectives vs Adverbs

jullie kunnen op jullie laptop gaan naar lessonup, vul de code in 

Wat is een adjective in het Nederlands

Wat is de functie van een adjective?

1. Zegt iets over een werkwoord
2. Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
3. Zegt iets over het onderwerp
4. Zegt iets over de persoonsvorm

Een adjective staat meestal achter een zelfstandig naamwoord

TRUE

FALSE

false. een adjective staat voor een zelfstandig naamwoord. een bvnw zegt iets over het znw

Wat is een adverb in het Nederlands?

Wat is de functie van een adverb?

1. Zegt iets over een werkwoord
2. Zegt iets over de persoonsvorm
3. Zegt iets over hoe iets gebeurd
4. Zegt iets over de frequentie

Een adverb staat meestal achter een werkwoord

TRUE

FALSE

adverbs van frequentie staan voor de main verb. Andere adverbs staan achter de mainverb. 

STELLING:
Most adjectives are made by adding -ly to the adverb

1. TRUE
2. FALSE

You add -ly to adverbs and not adjectives. 

Een adverb kan ook iets zeggen over een adjective of een andere adverb

Adjective or adverb?

A tortoise walks ......

1. slow
2. slowly

Adjective or adverb?

He is an ........... person

1. awful
2. awfully

Adjective or adverb?

She sings BEAUTIFULLY.

1. Adjective
2. Adverb

Adjective or adverb?

Julia is a ...... person.

1. careful
2. carefully

Adjective or adverb?

Some snakes are ......

1. dangerous
2. dangerously

Adjective or adverb?
Ted acts SELFISHLY.

1. Adjective
2. Adverb

Adjective or adverb?
I was ______ shocked.

1. completely
2. complete

Project Revolting Rhymes

Ik was er niet bij de uitleg van het project. Kunnen jullie mij uitleggen van het inhoud? Ga verder met task 1 en probeer het in de les af te maken. 

Wat: Ga aan de slag met het project (Task 1)

Wie: Alleen, het is een individuele opdracht 

Tijd: De resterende tijd van de les

Hulp: De docent

Uitkomst: Je bent klaar met Task 1

Klaar?: Ga verder met task 2

Aan de slag