Klas 1- week 12 (OP SCHOOL)

RELATIONS
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

RELATIONS

Slide 1 - Diapositive

RELATIONS
Aujourd'hui:
- les objectifs
- Introduction de la thème: Relations
- Vocabulaire deel 1
- Regelmatig werkwoord -er
- Ma famille
- mon arbre généalogique
- les devoirs

Slide 2 - Diapositive

Les objectifs
- Ik weet wat mij de komende weken te wachten staat.

- Ik weet (weer) hoe ik een regelmatig werkwoord moet vervoegen.

- Ik kan in korte zinnen iets vertellen over mijn familie. 

Slide 3 - Diapositive

RELATIONS
Aujourd'hui:
- les objectifs
- Introduction de la thème: Relations
- Vocabulaire deel 1
- Regelmatig werkwoord -er
- Ma famille
- mon arbre généalogique
- les devoirs

Slide 4 - Diapositive

RELATIONS
- 6 weken Relations
- proefwerk Relations in toetsweek 
- vocabulaire deel 1 /m 4 ( 10 woorden per week)
- comment dire (8 zinnen, 2 zinnen per week)


Slide 5 - Diapositive

RELATIONS

Slide 6 - Diapositive

RELATIONS
werkwoorden -er
avoir = hebben
mon/ ma / mes
ton/ ta / tes
ma famille
mes amis
vocabulaire
comment dire

Slide 7 - Diapositive

RELATIONS
Aujourd'hui:
- les objectifs
- Introduction de la thème: Relations
- Vocabulaire deel 1
- Regelmatig werkwoord -er
- Ma famille
- mon arbre généalogique
- les devoirs

Slide 8 - Diapositive

VOCABULAIRE

Slide 9 - Diapositive

1

Slide 10 - Vidéo

00:00
Welke familieleden zijn er voorbij gekomen in het filmpje?
Moeder
Vader
Oom
Tante
Zus
Broer
Neef
Nicht
Opa
Oma

Slide 11 - Sondage

6

Slide 12 - Vidéo

VOCABULAIRE

Slide 13 - Diapositive

VOCABULAIRE

Slide 14 - Diapositive

VOCABULAIRE

Slide 15 - Diapositive

RELATIONS
Aujourd'hui:
- les objectifs
- Introduction de la thème: Relations
- Vocabulaire deel 1
- Regelmatig werkwoord -er
- Ma famille
- mon arbre généalogique
- les devoirs

Slide 16 - Diapositive

WERKWOORD - ER

Slide 17 - Diapositive

RELATIONS
Aujourd'hui:
- les objectifs
- Introduction de la thème: Relations
- Vocabulaire deel 1
- Regelmatig werkwoord -er
- Ma famille
- mon arbre généalogique
- les devoirs

Slide 18 - Diapositive

Ma famille
Tu as un frère?



Slide 19 - Diapositive

Ma famille
oui / non 

Slide 20 - Diapositive

Ma famille
Non, Je n'ai pas de frère.

Slide 21 - Diapositive

Ma famille
Oui, J'ai un frère.
Il s'appelle ........

Slide 22 - Diapositive

Ma famille
Tu as un/ une ........... ?
--> Oui, j'ai un/ une ............ Il/ elle s'appelle.... .
--> Non, je n'ai pas de ............ .

Slide 23 - Diapositive

RELATIONS
Aujourd'hui:
- les objectifs
- Introduction de la thème: Relations
- Vocabulaire deel 1
- Regelmatig werkwoord -er
- Ma famille
- Mon arbre généalogique
- les devoirs

Slide 24 - Diapositive

ARBRE GÉNÉALOGIQUE
Au travail:

- Maak je eigen stamboom.
- Gebruik de voca de la famille.

Klaar?

- vocabulaire Deel 1 Quizlet
Mats Fils

Slide 25 - Diapositive

RELATIONS
Aujourd'hui:
- les objectifs
- Introduction de la thème: Relations
- Vocabulaire deel 1
- Regelmatig werkwoord -er
- Ma famille
- Mon arbre généalogique
- les devoirs

Slide 26 - Diapositive

LES DEVOIRS
Maandag 15 maart | thuiswerkles

- leren vocabulare Deel 1 (F-NL/ NL-F)
- leren 2 zinnen Comment dire 
- oefenen regelmatig werkwoord - er (Verbuga)

Slide 27 - Diapositive

Les objectifs
- Ik weet wat mij de komende weken te wachten staat.

- Ik weet (weer) hoe ik een regelmatig werkwoord moet vervoegen.

- Ik kan in korte zinnen iets vertellen over mijn familie. 

Slide 28 - Diapositive

00:04
Wat betekent aujourd'hui ook al weer?

Slide 29 - Question ouverte

00:25
De hele familie is in de ...
A
badkamer
B
keuken
C
woonkamer
D
slaapkamer

Slide 30 - Quiz

01:18
Wie is Nicolas?
A
vader
B
broer
C
broertje
D
oom

Slide 31 - Quiz

01:26
Wie is er naar de bioscoop?

Slide 32 - Question ouverte

01:36
Wie is Robert?
A
Zijn broer
B
Zijn oom
C
Zijn vader
D
Zijn opa

Slide 33 - Quiz

01:44
Waarom is zijn tante niet thuis?
A
Ze is naar de opera.
B
Ze zingt in een opera

Slide 34 - Quiz