LGR toets NK7e K.4 KGT

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Proefwerk 6 juni 2019

De toets bestaat uit 32 vragen.

Wiederholung Kapitel 4 Tiere

De herhaling bestaat uit 32 vragen.

Deel 1. woordenschat

Deel 2. grammatica

Deel 3. zinnen afmaken

Woordenschat

zwemmen

het probleem

de rug

frech

weich

oft

dünn

het lievelingsdier

ondeugend

zacht

vaak

dun

das Lieblingstier

schwimmen

die Schwierigkeit

der Rücken

Schrijf in het Duits op hoe dit dier heet (met lidwoord):

Schrijf in het Duits op hoe dit dier heet (met lidwoord):

Schrijf in het Duits op hoe dit dier heet (met lidwoord):

Schrijf in het Duits op hoe dit dier heet (met lidwoord):

Schrijf in het Duits op hoe dit heet (met lidwoord):

die

der

das

Elefant

Kuh

Spinne

Bein

Hamster

Schaf

Pferd

Wolf

Katze

Grammatica

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

seid

ist

bin

sind

bist

sind

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habt

habe

haben

hat

haben

hast

Wie alt (bent u)?

(Hij is) 13 Jahre alt.

Wo (ben jij) geboren?

(Ik ben) in Berlin geboren.

(Het is) eine schöne Stadt.

sind Sie

er ist

bist du

ich bin

es ist

Du _______ (haben) nicht gut zugehört.

1. habst
2. hat
3. haben
4. hast

Ihr _________ (arbeiten) seit 20 Jahren mit Kindern.

1. arbeitet
2. arbeiten
3. arbeite
4. arbietet

Mein Kaninchen ______ (heißen) Baukje.

1. heißt
2. hieß
3. heiße
4. heißet

Was _______ (machen) du gerne?

Wie _______ (heißen) deine Fische?

Die Schüler _______ (schwimmen) nicht gerne.

Eloise ______ (spazieren) auf der Straße.

Ich ______ (lieben) meine Familie.

Der Dozent ______ (wohnen) in Heerlen.

Hoe maak je het voltooid deelwoord?

1. ge + stam + t
2. ver + stam + t
3. ge + stam + te
4. ver + stam + te

Hast du den Elefanten _______ (füttern)?

1. verfütteren
2. verfüttert
3. gefüttert
4. gefüttern

Vul het voltooid deelwoord in:

Er hat jeden Tag Fußball _______ (spielen)

Vul het voltooid deelwoord in:

Hast du nach einem Kaffee ______ (fragen)

Vul het voltooid deelwoord in:

Mein Bett hat mir in den Ferien ______ (fehlen)

Vul het voltooid deelwoord in:

Früher habe ich in Deutschland ______ (wohnen)

Sätze

Welke antwoord past het beste bij de vraag:
Wie sieht das Tier aus?

1. Es ist groß und dick.
2. Ja, ich habe einen Hund.
3. Das ist der Elefant.
4. Es ist gefährlich.

Welke antwoord pasthet beste bij de vraag:
Was ist dein Lieblingstier?

1. Es ist groß und dick.
2. Ja, ich habe einen Hund.
3. Das ist der Elefant.
4. Es ist gefärhlich.

Wie sieht das Tier aus?

klein

groß

jung

dünn

dick

alt

Maak een volledige zin met de volgende woorden (begin met Was):
Lieblingstier - dein - Was - ist - ?

Maak een volledige zin met de volgende woorden
(begin met Er):
die Feuerwehr - rief - sofort - Er - an.

Maak een volledige zin met de volgende woorden
(begin met Viele):
fremde - Viele - Leute - Hunde. - streicheln

Maak een volledige zin met de volgende woorden
(begin met Wie):
sieht - Tier - das - aus? - Wie

Maak een volledige zin met de volgende woorden
(begin met Ich):
noch - Ich - Giraffen - nie - gesehen! - habe

Controleer je werk. 

Heb je alles nauwkeurig opgeschreven? Let goed op de hoofdletters en spellingsfouten!