Vraagzinnen maken uitleg

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Poser une question

Een vraag stellen

Objectif du cours

Aan het einde van deze les...

kan ik op 3 manieren een vraagzin maken en kan ik deze gebruiken om van een bevestigende zin een vragende zin te maken. 

Hoe maak je een vraagzin?

1. vraagteken achter de zin zetten.
   par exemple: tu as un frère. --> tu as un frère? 
2. De est-ce que manier 
   

Je plakt est-ce que/est-ce qu' vóór de normale zin

Par exemple: tu as un frère --> est-ce que tu as un frère?

3. Inversie

Je draait onderwerp en persoonsvorm om (met een '-' ertussen)

Tu as un frère --> as-tu un frère

Des exemples

Vous faites du sport le week-end.

Est-ce que vous faites du sport le week-end?

Faites-vous du sport le week-end?

Ils sont très forts en français!

Est-ce qu'ils sont très forts en français?

Sont-ils très forts en français?

Des exeptions

Inversie kan ALLEEN bij persoonlijke voornaamwoorden (je, tu, il, elle, on, nous, vous, ils, elles)

Vraagwoorden: wanneer er een vraagwoord in de zin moet komen, dan zet je deze VOORAAN! Enkele vraagwoorden zijn: pourquoi, quand, où, quel(heeft meerdere vormen), comment

Au travail!

Faites: les exercices de la source(bron) i

Vous avez jusqu'à 14h10 (quatorze heures dix)

Maak vragend (schrijf de hele zin op):
Tu vas au cinéma ce soir.

Welke zin(nen) is/zijn NIET juist? (meerdere antwoorden juist)

1. Faites vous les devoirs?
2. Est-ce que vous faites les devoirs?
3. Faites-vous les devoirs?
4. Est ce qu'vous faites les devoirs?

Wat is de juiste vorm? Leg uit waarom
1. Est-ce que il est grand?
2. Est-ce qu'il est grand?

La semaine prochaine!

SO over de woordjes van chapitre 3 (alleen de woordjes, niet die zinnen)

Maandag: groep A

Dinsdag: groep B