KA 31 Industriële revolutie

lesopdracht check
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

lesopdracht check

Slide 1 - Diapositive

Planning
Deze week: 7.1 de verlichting + 7.2 ancien regime
3 februari: 7.3 revolutie & 7.4 abolitionisme en nabespreken toets
10 februari: - tijdvak 8
vakantie
na de vakantie: tijdvak 8 

Toets in de toetsweek 
Hoofdstuk 7 en 8
Weging 2 / Voortgang

Slide 2 - Diapositive

Kenmerkende aspecten


Leerdoel

In deze presentatie leer je:
  • hoe de industriële samenleving ontstond
  • waardoor de industriële revolutie ontstond
  • wat veranderde bij de tweede industriële revolutie
  • over de slechte leefomstandigheden
  • meningsverschillen sociale kwestie
  • beging vz staat

Slide 3 - Diapositive

https://schooltv.nl/video-item/histoclips-afl-8-de-industriele-revolutie

Waarom?
Wanneer?
Waar?
Wat veranderde er?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Veel mensen wonen in de stad.

Grote veschillen tussen arm en rijk.

Slide 6 - Diapositive

bevolkingsgroei in 
absolute aantallen

Slide 7 - Diapositive

Er komen meer mensen bij + 
er gaan minder mensen dood = groei bevolking
oorzaak 1

Slide 8 - Diapositive

Gevolg van de bevolkingsgroei --> bijdrage aan industrialisatie

-Vooral op het platteland was er een bevolkingsoverschot, 
- Mensen waren door de mechanisering van de landbouw niet langer nodig in de landbouw.
- urbanisatie: Deze mensen trokken richting de fabrieken waar dus (grotere) steden ontstonden. Daar hoopten zij werk te vinden.

Slide 9 - Diapositive

Oorzaak 2: nieuwe uitvindingen

Het spinnenwiel wordt vervangen door de Spinning Jenny (1764)



  • Met de spinning Jenny konden ipv 1 draad, wel 16 draden tegelijk gesponnen worden.
  • Deze machine werd nog wel aangedreven door mensen.
  • Het werk ging nu veel sneller en er kon ook langer door gewerkt worden.

Slide 10 - Diapositive

Na de spinning jenny, volgden meer uitvindingen..

  • Eerst werd het waterframe uitgevonden, dat was vrij productief, maar werkte alleen onder bepaalde omstandigheden.
  • De Engelsman Newcomen bedacht een stoommachine die met stoomkracht een waterpomp of mijnlift in beweging kon zetten.
  •  De Engelsman James Watt verbeterde in 1769 de stoommachine zodat hij beter en goedkoper werd.


Deze stoommachine werd voor van alles gebruikt ook voor bv. het maken van kleding en kwamen er daardoor fabrieken omdat de machine niet in huis paste.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Naar stoomkracht!
1764 Spinning Jenny
1769 Waterframe
1784 James Watts: stoommachine
19e eeuw: stoom belangrijkste energiebron
steenkool(mijnen)

Slide 14 - Diapositive

 Niet alles hoefde meer met mankracht en kon er sneller en langer doorgewerkt worden. (meer opbrengst, meer winst)

Mensen die thuis in de nijverheid werkten verloren hun werk. Fabrieken konden het veel sneller. 
Ook waren er veel vernieuwingen in de landbouw, steeds meer machines konden het werk van de mensen vernemen.
Gevolgen

Slide 15 - Diapositive

Enorme veranderingen!
  • - van handmatig  produceren naar machinaal (eerste fabrieken)
  • - De landbouwstedelijke samenleving maakt plaats voor een industriele samenleving waar het merendeel van de productie gebeurd in fabrieken en veel mensen in steden gingen wonen.
  • - Dit had ook grote veranderingen voor het landschap tot gevolg.


Industriële Revolutie 1750-1900
1750-1900

Slide 16 - Diapositive

Grote fabrieken en nieuwe industriesteden werden vooral bij rivieren en water gebouwd. Zo kon de aan- en afvoer van grondstoffen en eindproducten goed vervoerd worden.

Schepen voeren inmiddels ook op stoom en waren niet meer afhankelijk van gunstige wind, zoals de zeilschepen voorheen.

.
Transportrevolutie: 
Vaarwegen

Slide 17 - Diapositive

Al in 1825 werd voor het eerst een vracht steenkool via het spoor over een lange afstand vervoerd.

Fabrikanten ontdekten dat transport via het spoor nog meer mogelijkheden bood dan met schepen. Binnen dertig jaar breidde het spoorwegnet zich uit over heel Groot-Brittannië.

Ook in India lieten de Britten een uitgebreid spoorwegnet aanleggen om de grondstoffen sneller te transporteren.
Transportrevolutie: spoorwegen

Slide 18 - Diapositive

In welk land begon de industriële revolutie?
A
De VS
B
Frankrijk
C
Nederland
D
Engeland

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Industriële samenleving

Slide 22 - Diapositive

Industrie en samenleving
Tijdens de industriële revolutie ontstond een nieuwe samenleving: 

Industriële samenleving: 'Een samenleving waarbij grootste deel van de bevolking in de stad woont en waarbij de industrie- en dienstensector belangrijkste middelen van bestaan zijn'

Slide 23 - Diapositive

Industrie en samenleving
Door de mechanisatie in de landbouw verhuisden veel werknemers naar de stad. 

Er ontstond in deze steden nieuwe klassen namelijk: 
  1. Industrie arbeiders.
  2. Middenklasse: Leraren, ambtenaren, artsen. 
  3. Klasse van kapitalisten. 

Slide 24 - Diapositive

Gevolgen van de industriele revolutie
  1. Middel van bestaan: industrie ipv landbouw
  2. Meer bevolking, meer steden
  3. Meer infrastructuur: bv treinen, kanalen
  4. Ontstaan van sociale klassen met grote verschillen tussen mensen.

Slide 25 - Diapositive

0

Slide 26 - Vidéo

  • Ijzer werd vervangen door staal. (bruggen en wolkenkrabbers).
  • Electriciteit (straatverlichting, gloeilamp, telefoon)
  • chemische industrie (plastic, asperine, verf, kunstmest)
  • nieuwe voedingsmiddelen (blokvoedsel, magarine)
1850: 
De tweede industriële revolutie

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Sociale kwestie

Slide 29 - Diapositive

Wat is de Sociale Kwestie? (1)
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 30 - Diapositive

Wat is de Sociale Kwestie? (2)
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 31 - Diapositive

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Wie helpt de arbeiders? (1)
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)

  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 34 - Diapositive

Wie helpt de arbeiders? (2)

  • Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen

Slide 35 - Diapositive

Opdracht
liberalen
conservatisme
socialisme 
confessionalisme
wat is hun visie? oorzaak en oplossing?

Slide 36 - Diapositive

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten

  • Sociale wetten kosten teveel geld

  • Rechts in de politiek

Slide 37 - Diapositive

Confessionelen
  • Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)

  • Ongelijkheid omdat God het zo wil

  • Goede christenen helpen elkaar

  • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen

Slide 38 - Diapositive

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)

  • Links in de politiek

Slide 39 - Diapositive

Van liefdadigheid naar sociale wetten
  • Armenwet (1854)

  • 'Kinderwetje van Van Houten' (1874)

  • Leerplichtwet (1900), 
  • Woningwet (1901),
  • Ongevallenwet (1901)

  • Let op: Meestal waren de uitkeringen erg laag en voor korte tijd

    Slide 40 - Diapositive

    Vóór de Woningwet...
    ...na de Woningwet

    Slide 41 - Diapositive

    Welke oorzaken had de industriële revolutie?

    Slide 42 - Question ouverte

    Welke gevolgen had de industriële revolutie?

    Slide 43 - Question ouverte