Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
Over woordgeslacht, lidwoorden en verwijswoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
Over woordgeslacht, lidwoorden en verwijswoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Uitleg
  • Aan de slag!
  • Bespreken
  • Quizje!




  1.  Ik weet hoe ik woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.
  2.  Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.
Dagdoelen:

Slide 2 - Diapositive

Kies het juiste lidwoord!

... jongen
A
de
B
het

Slide 3 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... kerk
A
de
B
het

Slide 4 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... huis
A
de
B
het

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... bal
A
de
B
het

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... blik
A
de
B
het

Slide 7 - Quiz

Woordgeslacht
  • Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
  • Drie geslachten: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • Heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!
Opzoeken in het woordenboek
  1.  Ga naar vandale.nl
  2. Zoek bij elk woordgeslacht één voorbeeld op.
  3.  Blader naar het goede woord of zoek het woord via de zoekbalk
  4.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 8 - Diapositive

Verwijswoorden
Als je het woordgeslacht weet, kun je het juiste verwijswoord kiezen!

Mannelijk   = de                    deze / die    
Vrouwelijk  = de                    deze / die
Onzijdig      = het                  dit / dat






Voorbeelden:
1.  Meisje (o)                              Het meisje dat daar loopt, is mijn beste vriendin.
2. Pen (v)                                   De pen die ik laatst zocht, heb ik teruggevonden.
3. Laptop (m)                           Deze laptop is stuk.

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
timer
5:00
Maak H2 Formuleren opdracht 2 (p.77). 
Steek je hand op in de Meet of stel je vraag via de chat.
5 minuten
Lezen maar!
Na deze oefening weet je hoe je het woordgeslacht kunt opzoeken.
Noteer je antwoorden in je schrift

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 2
- Accessoire
- Akkefietje
- Boycot
- Festiviteit 
- Instituut
- Instructie
- Patrijspoort 
- Pigment
- Schorriemorrie 
- Staakt-het-vuren
- Toedracht
- Valstrik
De / deze / die
Het / dit / dat
Boycot
Accessoire
Akkefietje
Festiviteit
Instructie
Instituut
Pigment
Patrijspoort
Schorriemorrie
Toedracht
Valstrik
Staakt-het-vuren

Slide 11 - Diapositive

Wat is het woordgeslacht?
etui (het; o; meervoud: etuis)
1. koker, foedraal, omhulsel: een etui voor schrijfgerei
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 12 - Quiz

Wat is het woordgeslacht?
kop.te.le.foon (de; m; meervoud: koptelefoons
1. twee door een verende hoofdband verbonden telefoons
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 13 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

De appel ... ik gisteravond at.
A
die
B
dat

Slide 14 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

... klasgenootje heeft gespijbeld.
A
Deze
B
Dit

Slide 15 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

De oplader ... ik laatst kocht, is stuk.
A
die
B
dat

Slide 16 - Quiz

Ik weet hoe ik het woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 17 - Quiz

Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 18 - Quiz

Quiz woordgeslacht
  • Ga naar www.kahoot.it
  • Meld je aan met de code en je eigen naam
  • Succes!

Slide 19 - Diapositive

Fijn weekend!
Fijn weekend!

Slide 20 - Diapositive