woordsoorten brugklas - deel 1

Woordsoorten 1.8

Zinnen kunnen je ontleden in zinsdelen:
> welke hebben we ook alweer net gehad in 1.7 en 2.7?

Je kunt zinnen ook verdelen in woordsoorten:
> vandaag bespreken we het lidwoord, het werkwoord en het zelfstandig naamwoord
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordsoorten 1.8

Zinnen kunnen je ontleden in zinsdelen:
> welke hebben we ook alweer net gehad in 1.7 en 2.7?

Je kunt zinnen ook verdelen in woordsoorten:
> vandaag bespreken we het lidwoord, het werkwoord en het zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Diapositive

maak een zin met een lidwoord, zelfstandig naamwoord en
een werkwoord

Slide 2 - Carte mentale

Zelfstandig naamwoord
-  noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip.
- voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten
   (de, het of een). 
- een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten
- van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken.
  Auto > autootje
- maar ook...

Slide 3 - Diapositive

Eigennamen
Plaatsnamen 
Eindhoven, Nederland

Namen
Kevin, Vita

Slide 4 - Diapositive

Het lidwoord 
Filmpje !

De, het en een zijn lidwoorden. 

Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord !

- Een is een onbepaald lidwoord
- De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Het werkwoord...
...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.

- Het hele werkwoord heet ook wel infinitief.

Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd. 
Dit noem je vervoegen. 

Slide 7 - Diapositive


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 8 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
C
Zelfstandig naamwoord (znw)
D
Werkwoord (ww)

Slide 9 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 10 - Quiz

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Slide 11 - Question ouverte


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 12 - Quiz

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn) uit de onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 13 - Question ouverte


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord

Slide 14 - Quiz

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 15 - Question ouverte

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 16 - Question de remorquage


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 17 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
C
Geen lidwoord

Slide 18 - Quiz

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Slide 19 - Question ouverte

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 20 - Question ouverte