2MHV 2.2 past simple, word order + used to

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Past Simple

Word Order

Used to

Past Simple
wat weet je nog?

Hoe maak je een vraag in de Past Simple?

Hoe maak je een vraag in de Past Simple?

Verander deze zin naar een vraag. Vergeet het vraagteken niet!

He walked to school.

Hoe maak je een ontkenning in de Past Simple?

Verander deze zin naar een ontkenning. Helemaal uitschrijven (ontkenning) en vergeet de punt niet!

We walked to school.

Word Order

We gaan kijken naar de plaats & tijd.

We went on Holiday

Zet deze woorden op de goede plek in de zin:

to Spain

Last year

The Lakers became champions

Zet deze woorden op de goede plek in de zin.

in 2009

in Los Angeles

Plaats & Tijd

• Meestal achteraan.
• Tijd mag ook vooraan (nadruk leggen) hoeft niet! 
• Allebei in de zin? eerst plaats daarna tijd.

                                         Ezelsbruggetje: 

                                         PvT! = Plaats voor Tijd

Ezelsbruggetje

Wie = Onderwerp

Doet = ALLE werkwoorden in de zin

Wat = Lijdend (of meewerkend) voorwerp

Waar = Plaats

Wanneer = Tijd

Used to

Om te zeggen dat iets vroeger gebeurde.

I used to have long hair
(but now I have short hair).

He used to smoke
(but now he doesn't smoke).

They used to live in India
(but now they live in Germany).

Vul in: Gebruik used to + hele ww
Luisteren- Mary ______ to music.

Vul in: Gebruik used to + hele ww
Spelen- Dan ______ baseball.

Vul in: Gebruik used to + hele ww
Hebben - I _____ a cat.

HOMEWORK

Next Tuesday

Lesson 2 - all exercises

MINITOETS 1 

Werkwoorden 1 t/m 15