T3 doel 3.4 le verbe venir (GL5H)

Bienvenue 
à la classe de français:
un petit creux
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Bienvenue 
à la classe de français:
un petit creux

Slide 1 - Diapositive

Doelen- en toetsoverzicht periode 3
Aan het eind van deze periode kan ik ...
3.1 vocabulaire: ... passende woorden gebruiken als ik uit eten ga in Franstalig gebied
3.2 vocabulaire: ... passende zinnen gebruiken als ik uit eten ga in Franstalig gebied

3.3 grammatica: ... het delend lidwoord gebruiken in Franse zinnen
3.4 grammatica: ... het werkwoord 'venir' (komen) gebruiken in de présent en de passé composé in Franse zinnen

3.5 schrijfvaardigheid: ... een eigen recept in het Frans schrijven
3.6 schrijfvaardigheid: ... een beoordeling van een restaurant in het Frans schrijven
3.1. SO GL5ABEF (17 feb)+ kennistoets GL5 (toetsweek)
3.2. SO GL5CG (17 mrt)+ kennistoets GL5 
3.3. kennistoets GL5 + toets  schrijfvaardigheid 
3.4. kennistoets GL5 + toets schrijfvaardigheid
3.5 en 3.6. toets schrijfvaardigheid (7 apr)
3.1-3.6 SO huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Wat doen we vandaag?
doel 3.4
grammaire: Ik kan het werkwoord komen ('venir') in de present én de passé composé gebruiken in Franse zinnen

Slide 3 - Diapositive

huiswerkcheck

Slide 4 - Diapositive

herhaling delend lidwoord
ik wil graag melk (= le lait): je voudrais     _________________
ik wil graag taart (= la tarte): je voudrais __________________
ik wil graag water (= l'eau): je voudrais    __________________
ik wil graag tomaten (= les tomates): je voudrais ________________

Slide 5 - Diapositive

dusss ...
ik wil graag melk (= le lait): je voudrais     _________________
ik wil graag taart (= la tarte): je voudrais __________________
ik wil graag water (= l'eau): je voudrais    __________________
ik wil graag tomaten (= les tomates): je voudrais ________________
du lait

Slide 6 - Diapositive

dusss ...
ik wil graag melk (= le lait): je voudrais     _________________
ik wil graag taart (= la tarte): je voudrais __________________
ik wil graag water (= l'eau): je voudrais    __________________
ik wil graag tomaten (= les tomates): je voudrais ________________
du lait
de la tarte

Slide 7 - Diapositive

dusss ...
ik wil graag melk (= le lait): je voudrais     _________________
ik wil graag taart (= la tarte): je voudrais __________________
ik wil graag water (= l'eau): je voudrais    __________________
ik wil graag tomaten (= les tomates): je voudrais ________________
du lait
de la tarte
de l'eau

Slide 8 - Diapositive

dusss ...
ik wil graag melk (= le lait): je voudrais     _________________
ik wil graag taart (= la tarte): je voudrais __________________
ik wil graag water (= l'eau): je voudrais    __________________
ik wil graag tomaten (= les tomates): je voudrais ________________
du lait
de la tarte
de l'eau
des tomates

Slide 9 - Diapositive

neem het volgende liedje over in je schrift/ document

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Présent VENIR (komen)

Ik kom                            je viens
jij komt                          tu viens
hij/zij/men komt       il/elle/on vient
wij komen                    nous venons
jullie komen/ 
u komt                            vous venez
zij komen                      ils/elles viennent





Welke dingen vallen je op?

Slide 12 - Diapositive

Présent VENIR (komen)

Ik kom                            je viens
jij komt                          tu viens
hij/zij/men komt       il/elle/on vient
wij komen                    nous venons
jullie komen/ 
u komt                            vous venez
zij komen                      ils/elles viennent

Passé composé VENIR

ik ben gekomen                   je suis venue
jij bent gekomen                 tu es venue
hij/zij/men is gekomen    il/elle/on est venues
wij zijn gekomen                 nous sommes venues
jullie zijn gekomen             vous êtes venues
zij zijn gekomen                   ils/ elles sont venues

LET OP:
m. ev = niets erbij
vr. ev = e erbij
m. mv = s erbij
vr. mv = es erbij

Slide 13 - Diapositive

antwoord binnen 10 sec (gebruik je aantekeningen)
Vul aan met het werkwoord 'venir':
Je (présent)
timer
0:10
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venons

Slide 14 - Quiz

antwoord binnen 10 sec (gebruik je aantekeningen)
Vul aan met het werkwoord 'venir':
il (présent)
timer
0:10
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venons

Slide 15 - Quiz

antwoord binnen 10 sec (gebruik je aantekeningen)
Vul aan met het werkwoord 'venir':
nous (passé composé)
timer
0:10
A
suis venu(e)
B
est venu(e)
C
sommes venu(es)
D
sont venu(es)

Slide 16 - Quiz

antwoord binnen 10 sec (gebruik je aantekeningen)
Vul aan met het werkwoord 'venir':
elle (passé composé)
timer
0:10
A
suis venue
B
est venue
C
sommes venues
D
sont venues

Slide 17 - Quiz

antwoord binnen 10 sec (gebruik je aantekeningen)
Vul aan met het werkwoord 'venir':
vous (présent)
timer
0:10

Slide 18 - Question ouverte

antwoord binnen 10 sec (gebruik je aantekeningen)
Vul aan met het werkwoord 'venir':
je (passé composé)
timer
0:10

Slide 19 - Question ouverte

  1. Gebruik het spelbord.
  2. Zet pionnen (of gummetjes, paperclips, ...) vóór het eerste vak op het speelbord.
  3. Gooi met een dobbelsteen.
  4. Zeg de vorm van het werkwoord venir in de aangegegeven tijd.

5.   Controleer het antwoord met de aantekeningen. Bij een goed antwoord mag je blijven staan, bij een fout antwoord moet je terug naar waar je stond.
6.   De volgende speler is aan de beurt. Ga met de klok mee.
7.    Wie bereikt als eerste het vakje «gagné»?

Slide 20 - Diapositive

Au travail: les devoirs 
Faire (maken): 
  • Grandes Lignes 5H (ex. 29, 30abcd, 32a)
Apprendre (leren):
  • Grandes Lignes 5H (p. 43, of slim stampen)
Répéter (herhalen):
  • Grandes Lignes 5ABCDEFG (p. 40 t/m 43, of slim stampen)

LET OP: ieder les doelencheck
                 SO GL5CG (do 30 maart)
Werk zachtjes, 
zodat iedereen zich kan concentreren
vraag zoveel mogelijk om hulp!

3.1. Ik kan passende woorden gebruiken als ik uit eten ga in Franstalig gebied
eerst samen doornemen

Slide 21 - Diapositive

doel bereikt?
doel 3.4
grammaire: Ik kan het werkwoord komen ('venir') in de present én de passé composé gebruiken in Franse zinnen

Slide 22 - Diapositive

Au revoir!

Slide 23 - Diapositive