Atoombouw en radioactieve straling herhalen

Atoombouw en radioactieve straling herhalen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Atoombouw en radioactieve straling herhalen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Periodiek systeem

Slide 3 - Diapositive

Atoombouw
De kern bestaat uit:
- Protonen (positieve lading)
- Neutronen (neutrale lading)

Daar omheen vliegen:
- Elektronen (negatieve lading)

Slide 4 - Diapositive

Alcohol
De stof alcohol
Een alcohol molecuul
Zuurstof atoom
Koolstof atoom
Waterstof atoom

Slide 5 - Diapositive

Wat is een molecuul?
A
Een kleine cel
B
Het zelfde als een atoom
C
Een groep moleculen die samen een organisme vormen
D
De kleinste deeltjes van een stof

Slide 6 - Quiz

Hoe worden moleculen gevormd?
A
Door stoffen te mengen
B
Door het combineren van atomen
C
Door moleculen te splitsen
D
Door het splitsen van atomen

Slide 7 - Quiz

Wat is de lading van een proton?
A
onbekend
B
negatief
C
neutraal
D
positief

Slide 8 - Quiz

Welke deeltjes zitten er in de kern van een atoom?
A
protonen, neutronen, elektronen
B
protonen, neutronen
C
neutronen, elektronen
D
protonen, elektronen

Slide 9 - Quiz

Zijn er in een atoom altijd evenveel elektronen als protonen?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Radioactiviteit van atomen

Slide 11 - Diapositive

Stabiele kernen en instabiele kernen
Een klein atoom valt niet snel uit elkaar en heeft een stabiele kern.
Een groot atoom valt sneller uit elkaar en heeft een instabiele kern.

Het uit elkaar vallen van een kern heet radioactief verval.
Bij het uit elkaar vallen van de kern komt ioniserende straling vrij.
Ioniserende straling kan moleculen kapot maken.

Slide 12 - Diapositive

Activiteit
De activiteit van een radioactieve stof meet je met een geigerteller.

De activiteit (hoeveel atomen vervallen) meet je in becquerel (Bq).

Slide 13 - Diapositive

Wat is radioactiviteit?
A
Het proces waarbij een atoomkern vervalt en straling uitzendt
B
De eigenschap van een atoomkern om straling op te nemen
C
Het proces waarbij een atoomkern samensmelt met een andere atoomkern
D
De eigenschap van een atoomkern om stabiel te zijn

Slide 14 - Quiz

Radioactiviteit met je met een
A
becquerel meter
B
radio activiteit meter
C
geigerteller

Slide 15 - Quiz

De radioactiviteit van een stof (Becquerel) geeft aan
A
hoeveel straling je ontvangt
B
hoeveel atoomkernen er vervallen

Slide 16 - Quiz

Waarom is ioniserende straling schadelijk?

Slide 17 - Question ouverte

Halveringstijd of halfwaardetijd
De halveringstijd geeft aan hoe lang het duurt voor de helft van de stof is vervallen.

De halveringstijd verschilt per stof:

Slide 18 - Diapositive


De halveringstijd van deze stof is ...
A
5 uur
B
10 uur
C
20 uur
D
60 uur

Slide 19 - Quiz

Na twee halveringstijden is alle radioactieve stof verdwenen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van 3 dagen. Hoeveel radioactiviteit is er na 6 dagen nog?
A
De helft
B
Een kwart
C
Een achtste
D
Niet meer

Slide 21 - Quiz

Wat is de halveringstijd van deze stof?
A
10 jaar
B
14 jaar
C
20 jaar
D
27 jaar

Slide 22 - Quiz

Hoeveel procent is er na 3 halveringstijden over?

Slide 23 - Question ouverte

Verschillende soorten radioactieve straling en hun doordringend vermogen (dracht)

Slide 24 - Diapositive

Het doordringend vermogen geeft aan
A
hoe makkelijk een straling ergens doorheen kan
B
hoeveel straling er is
C
wat straling is
D
hoelang het duurt om straling te verminderen

Slide 25 - Quiz

Het doordringend vermogen verschilt per soort straling.

In welke regel staat de straling in de goede volgorde van een klein naar een groot doordringend vermogen?

A
bèta-gamma-alfa
B
gamma-bèta-alfa
C
alfa-bèta-gamma
D
gamma-alfa-bèta

Slide 26 - Quiz

Welke straling word gestopt door papier?
A
Bètastraling
B
Gammastraling
C
Alfastraling
D
Epsilonstraling

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Vidéo