Hebben en zijn + tellen

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Hebben en zijn + tellen

Wat gaan we doen vandaag?

* Iets meer over elkaar leren

* oefenen met hebben/zijn en getallen

* Running dictee

* Uitleg Nieuwsbegrip voor maandag

Posters Ik ben/Ik heb

* Vertel elkaar in 2-tallen over je poster.

*Geef elkaar feedback: Wat is goed? Wat kan beter?

Vandaag ... ik een LessonUp voor jullie.

1. ben
2. bent
3. heb
4. heeft

Jij ...... een schooltas.

1. hebt
2. heb
3. heeft
4. bent

Ik .... op school.

1. bent
2. zijn
3. heb
4. ben

Ik ... een radio.

1. heb
2. heeft
3. ben
4. bent

De radio ... zwart.

1. hebt
2. is
3. zijn
4. heeft

U ... een mooie jas.

1. heeft
2. hebt
3. hebben
4. heb

Het boek ... dik.

1. zijn
2. is
3. ben
4. hebt

De boeken ... dik.

1. zijn
2. is
3. heeft
4. ben

... je er klaar voor?

1. Heb
2. Heeft
3. Ben
4. Bent

Jullie ... hier erg goed in :)

1. is
2. zijn
3. bent
4. ben

Niemand ... het antwoord fout.

1. heeft
2. hebt
3. is
4. heb

Ik vroeg aan mijn baas; '... u ook kinderen?'

1. Hebt
2. Heeft
3. Ben
4. Bent

Hij antwoordde: 'Nee, maar ik ... wel een hond.'

1. heeft
2. heb
3. ben
4. bent

Spel; getallen raden

* Iemand neemt een getal onder de 100 in het hoofd

* Anderen raden

* De eerste persoon mag alleen hoger of lager zeggen

* Hoeveel keer raden?

Rangtelwoorden

1e = eerste

2e = tweede

3e = derde

4e = vierde

5e = vijfde

6e = zesde

7e = zevende

8e = achtste

9e = negende

10e = tiende

20e = twintigste

30e = dertigste

40e = veertigste

50e = vijftigste

60e = zestigste

70e = zeventigste

80e = tachtigste

90= negentigste

100e = honderdste

Running dictee

- Kijk eerst goed naar de zinnen op de volgende dia.

- Aan de muur hangen 15 kaartjes met daarop korte zinnetjes en een nummer.

Persoon 1: leest de zinnen voor en zegt op welke plaats deze moeten staan, dus bv. 'Op de derde plaats: Ik ben een leerling'

Persoon 2: schrijft de zin op de juiste plaats in de lijst.

- Wie zijn het eerste klaar? Wie zijn tweede, enz.?

Zinnetjes:

1. Ik ben klein

2, Jij bent jarig

3. Hij is verlegen

4. Wij zijn zussen

5. Jullie zijn vrienden

6. U bent oud

7. Zij zijn mijn buren

8. Ik heb een hond

9. Jij hebt een fiets

10 Zij heeft een broertje

11. U hebt een vrouw

12. Wij hebben Nederlandse les

Zinnen voor running dictee

1 Ik ben klein

2 Jij bent jarig

3 Hij is verlegen

4 Wij zijn zussen

5 Jullie zijn vrienden

6 U bent oud

7 Zij zijn mijn buren

8 Ik heb een hond

9 Jij hebt een fiets

10 Zij heeft een broertje

11 U hebt een vrouw

12 Wij hebben Nederlandse les

eerste

tweede

derde

vierde

vijfde

zesde

Ik ben klein

Jij bent jarig

 Hij is verlegen

Jij hebt een fiets

Wij hebben Nederlandse les

Ik heb een hond