Nederlands les 5 - periode 3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands les 5 - 3F

Instellingsexamen Spreken

1. Wie heeft wanneer examen?

2. Voorbereiding examen Spreken

3. Oefenen Taalblokken

5. Afsluiting

Leerdoelen

Aan het einde van les 5 heb je het instellingsexamen Spreken voorbereid.

Aan het einde van deze les kan je meer vertellen over het instellingsexamen Spreken, de exameneisen, de opdracht en de beoordeling.

Programma en doelen

Het schema

Wie heeft wanneer examen?

Algemene zaken examen Spreken

Het examen is in de grote vergaderruimte:

- Met 3 of 4 klas- of studiegenoten. 

- Je kijkt naar 2 of 3 presentaties en presenteert zelf.

- Kost je 60 minuten waarvan 15 minuten voor jouw presentatie. 
- Je gebruikt PPT. 
- Je mag spiekbriefjes met steekwoorden maken (uit je hoofd is beter).

Spreken 3F

De opdracht: Presentatie BPV-bedrijf

3F = De presentatie moet tussen de 6 en 8 minuten duren. 

Het examenboekje krijg je vandaag!

De opdracht - introductie

Presentatie BPV bedrijf

Je hebt je BPV afgerond. Je geeft een presentatie op een stagemarkt op school over jouw BPV-periode aan studenten van jouw opleiding die nog geen BPV-periode gehad hebben. Je

klasgenoten en de examenafnemer spelen deze studenten.

Het doel van je presentatie is studenten van jouw opleiding te informeren over jouw BPV-bedrijf.

Beoordeling presentatie 

• Samenhang
• Afstemming op doel
• Afstemming op het publiek
• Woordenschat en woordgebruik
• Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

Aantal sheets

1 = Voorpagina met naam en foto van bedrijf
2 = Inhoud van de presentatie
3 tot en met 7 = de deelonderwerpen (mijn BPV bedrijf, reden, werkzaamheden, algemene ervaringen, advies

8 = Einde, bedanken en vragen

Het spreekplan

Inleiding > Stel jezelf voor en vertel waar de presentatie over gaat.

Kern > Laat alle punten die in de opdracht staan aan bod komen.

Slot > Samenvatting of conclusie

Ongeveer 10 steekwoorden!

Denk tijdens je presentatie aan de signaalwoorden, de moeilijke voegwoorden, de verwijswoorden en de uitdrukkingen.