formatieve toets 4 havo periode 2 om zelf door te werken

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

formatieve toets periode 2 4 H

oefening ter voorbereiding op het proefwerk

Let op dat je bij de open vragen de voorbeeld notatie aanhoudt als deze wordt gegeven, anders rekent het programma je antwoord fout

(maak de uitwerking van deze vragen in je schrift)

1. Een verzekeringsmaatschappij wil een diefstalverzekering voor elektrische fietsen op de markt brengen. Uit onderzoek blijkt dat er 400.000 bezitters van elektrische fietsen zijn. De verzekeringsmaatschappij verwacht dat 25% van de bezitters zich verzekert. De gemiddelde dagwaarde van een elektrische fiets bedraagt € 1.500. Per jaar worden er gemiddeld 5% van de elektrische fietsen gestolen.
De verzekeringsmaatschappij calculeert 10% voor kosten en winst.
Bereken de hoogte van de jaarlijkse verzekeringspremie.

1. €75
2. €77,50
3. €80
4. €82,50

2. In Brabant staan 1.500.000 auto's geregistreerd met een gemiddelde dagwaarde van € 14.000. Jaarlijks wordt 1% van de auto's gestolen. Een verzekeringsmaatschappij wil 30% van deze auto's verzekeren tegen diefstal. Op de verzekeringspremie berekent de verzekeringmaatschappij een kosten- en winstopslag van 15%.
Bereken de jaarpremie in euro's, rekening houdend met de opslag van 15%.

1. €161
2. €170
3. €175
4. €181

3. Hoe groter het aantal verzekerden, hoe groter de kans dat de verzekeringspremie dekkend is.

1. Juist
2. Onjuist

4. Hoe wordt de AOW gefinancierd?

1. via het omslagstelsel. Hierbij worden de benodigde premies (voor de uitkeringen) in een bepaald jaar betaalt door de werkenden van dat moment.
2. via het kapitaaldekkingsstelsel. Hierbij worden de benodigde premies (voor de uitkeringen) in een bepaald jaar betaalt door de werkenden van dat moment.
3. via het kapitaaldekkingsstelsel. Dit is een stelsel waarbij de uitkering betaald wordt uit belegde premies die door de werkenden zélf werden gespaard.
4. via het omslagstelsel. Dit is een stelsel waarbij de uitkering betaald wordt uit belegde premies die door de werkenden zélf werden gespaard.

5. Twee beweringen over sparen en lenen
I. Alleen rente is een voorbeeld van ruilen over de tijd.
II. Hogere rente bevordert sparen en lenen.

~Welke bewering(en) is/zijn juist

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

6. Studeren is een vorm van ..1... Door te gaan ... 2 ... , investeer je in je studie. Je investeert hiermee in jouw ... 3 ... en daardoor vergroot jij je .... 4 .... in de toekomst en kun je jouw schuld weer terugbetalen

Welk woorden moeten er ingevuld worden 1, 2, 3, en 4

1. 1=pensioenopbouw 2 = ruilen over de tijd 3 = menselijk kapitaal 4 = verdiencapaciteit
2. 1=ruilen over de tijd 2 = lenen 3 = vermogen 4 = verdiencapaciteit
3. 1=ruilen over de tijd 2 = lenen 3 = menselijk kapitaal 4 = verdiencapaciteit
4. 1=sparen 2 = lenen 3 = menselijk kapitaal 4 = vermogen

7. Dat personen bereid zijn meer te betalen voor een verzekering dan de te verwachten schade noemt men

1. asymmetrische informatie
2. solidariteit
3. averechtse selectie
4. risico-aversie

8. In welke levensfase heb je profijt van de overheid en ben je dus netto ontvanger?

Gepensioneerde

Oudere volwassenen

Jong volwassene

Student

Tiener/Scholier

Kind

9. Constante (vaste) kosten zijn ...(1)... van de productie omvang en kunnen ...(2)... veranderen. Een voorbeeld van constante kosten zijn..(3).... Variabele kosten zijn ...(4)... als de marginale kosten toenemen bij uitbreiding van de productie omvang.

1. 1 = afhankelijk 2 = wel 3 = interestkosten 4 = progressief
2. 1 = onafhankelijk 2 = wel 3 = interestkosten 4 = progressief
3. 1 = afhankelijk 2 = niet 3 = interestkosten 4 = proportioneel
4. 1 = onafhankelijk 2 = wel 3 = grondstofkosten 4 = proportioneel

10. Maak voor Broodbak BV. een kostenfunctie (TK=...), waarin de constante kosten en variabelen kosten worden opgenomen:
(gebruik geen spaties in je antwoord, begin met TK=)

11. Stel dat Broodbak BV. in december 2019 totaal 4.000 bruine broden heeft verkocht, en 6.500 witte broden.
Bereken de omzet van Broodbak BV. voor de maand december 2019.
(voorbeeld notatie antwoord €12.500)

12. Bereken de winst/het verlies dat Broodbak BV maakt in december 2019 als Broodbak BV
4.000 bruine broden heeft verkocht, en 6.500 witte broden.
(voorbeeld notatie antwoord €2.000)

13. Maximale winst heb je bij

1. MO = MK
2. MO < MK
3. MO > MK
4. Geen idee

14. MO is?

1. de extra opbrengst die je maakt als je één product meer verkoopt
2. de extra opbrengst die je maakt als je géén product meer verkoopt
3. de extra kosten die er bijkomen als je géén product meer produceert
4. de extra kosten die er bijkomen als je één product meer produceert

15. De break-even omzet bereken je met:

1. BEO = BEA x p
2. p x q
3. BEO = TO - TK
4. BEO = BEA x q

16. MK is?

1. de extra opbrengst die je maakt als je één product meer verkoopt
2. de extra opbrengst die je maakt als je géén product meer verkoopt
3. de extra kosten die er bijkomen als je géén product meer produceert
4. de extra kosten die er bijkomen als je één product meer produceert

17. Hoe bepaal je de Break-even afzet?

1. TO - TK
2. p x q
3. TO = TK
4. TO + TK

18. Wat is het uitstellen of naar voren halen van de consumptie door een consument?

1. Intertemporele substitutie
2. Individuele prijs van tijd
3. Algemene prijs van tijd
4. Ruilen over tijd

19. Druk op het plaatje en geef antwoord op de
volgende vraag:
Hoeveel is de break even afzet?
(voorbeeld notatie antwoord 5)

20. Druk op het plaatje en geef antwoord op de
volgende vraag:
Bij welke afzet (benadering) heeft hij maximale winst?
(voorbeeld notatie antwoord 3)

21. Druk op het plaatje en geef antwoord op de
volgende vraag:
Bereken de totale winst bij 4 spijkerbroeken?
(voorbeeld notatie antwoord €340)

ga leren!