Eco PO

Week 49
Examenopgave maken
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Week 49
Examenopgave maken

Slide 1 - Diapositive

Verschillende soorten bestedingen:
- C = consumptie
- I = investeringen
- O = overheidsbestedingen
- E = export
- M = import

Slide 2 - Diapositive

Procentpunten
Het verschil tussen procenten. Je trekt ze van elkaar af.
12% - 10% = 2 procentpunt

Slide 3 - Diapositive

Effectieve vraag:
De totale economische vraag naar goederen en diensten gedurende 1 jaar
Denk aan:
- EV < productiecapaciteit  , laagconjunctuur 
- Ev > productiecapaciteit , hoogconjunctuur 


Slide 4 - Diapositive

Noem een bestedingscategorie die ontbreekt bij vraag 1:

Slide 5 - Question ouverte

Arbeidsproductiviteit is...?
A
Gemiddelde productie van 1 werknemer in een bepaalde tijd
B
Gemiddelde productie van een land in een bepaalde tijd
C
Gemiddelde productie van een bedrijf in een bepaalde tijd
D
Hoeveel arbeiders er in een bedrijf aan het werk zijn

Slide 6 - Quiz

Maak nu opdracht 2

Slide 7 - Diapositive

Antwoord opdracht 2:
Er wordt een stijging van het BBP verwacht terwijl de werkgelegenheid gelijk blijft. Met hetzelfde aantal mensen kan dus meer worden geproduceerd.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Maak nu opdracht 3

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Maak nu opdracht 4
Denk aan:
- consumentenprijsindex = inflatie

Slide 12 - Diapositive

Antwoord opdracht 4:
Door een lagere groei van het BBP van onze handelspartners zal de export van Nederlands afnemen. De bestedingen nemen zodoende af en daarmee de kans op bestedingsinflatie. (= Dat is een prijsstijging die wordt veroorzaakt door een toename van bestedingen -->                                  effectieve vraag > productie capaciteit)

Slide 13 - Diapositive

Maak nu opdracht 5

Slide 14 - Diapositive

Antwoord opdracht 5:
Alternatief A -> 1,3 + 0,2 = 1,5%
Alternatief B -> 1,3 - 0,4 = 0,9%
(1,5 - 0,9) / 0,9 x 100% = 66,67%
De bewering van het CPB klopt dus.

Slide 15 - Diapositive