Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Weekdoelen week 6 gemaakt in LessonUp?
Lezen H4 (let goed op de betogen)
Vrijdag - deel van de les - nieuwsquiz
Lezen H4 hoeft pas maandag in week 9 - 1 maart om 10.00 uur af!
Slide 2 - Diapositive
Leerdoel
Ik kan onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.
Slide 3 - Diapositive
Wat is het verschil tussen standpunt en argument?
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Vidéo
Betogende teksten
In een betoog:
inleiding
argumenten
tegenargumenten
weerlegging
conclusie
Slide 6 - Diapositive
Tegenargument
Je geeft redenen waarom iemand het niet eens zou kunnen zijn met je standpunt.
Signaalwoorden: dat blijkt uit, immers, want, omdat, etc.
Slide 7 - Diapositive
Weerlegging
Je geeft het tegenargument direct wéér een (voor)argument waardoor je het tegenargument weerlegt/ontkracht (minder sterk maakt).
Signaalwoorden (tegenstellend verband): tegenover, maar, hoewel, echter, toch, etc.
Slide 8 - Diapositive
Wat ontkracht je door een tegenargument?
A
een standpunt
B
een argument
C
een weerlegging
Slide 9 - Quiz
Met een weerlegging ontkracht je een
A
standpunt
B
argument
C
tegenargument
Slide 10 - Quiz
Is B een weerlegging of tegenargument? A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers. B. Maar dat kost me wel een heel jaar.
A
Weerlegging
B
Tegenargument
Slide 11 - Quiz
Let op
In een betoog staan soms geen signaalwoorden omdat er een hele alinea gewijd is aan dit stuk.
Wel heb je dan soms signaalwoorden waaraan je een opsomming herkent (ook, daarnaast, om te beginnen, bovendien) die de schrijver gebruikt om de verschillende argumenten te laten zien die horen bij zijn standpunt.