Der Groep

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Der Groep 

Wat weet je nog over de Duitse naamvallen?

Als je een zelfstandig naamwoord met het woord hij kan vervangen dan is het

1. 1 Naamval
2. 4 Naamval

Als je een zelfstandig naamwoord met het woord hem kan vervangen, dan is ....

1. 1 Naamval
2. 4 Naamval

Het onderwerp van de zin is altijd de

1. 1 Naamval
2. 4 Naamval

Wat verandert sich bij de vierde naamval?

1. die is den
2. der is den
3. das is den
4. ein is einer

Welke voorzetsels hebben een 4 naamval achter zich?

1. durch mit um ohne in
2. durch zwischen entgegen mit für
3. durch für ohne gegen um
4. durch für hinter vor um

Er sucht ............. (m) Freund

1. der
2. die
3. das
4. den

Wir kaufen ....... Haus (o)

1. der
2. das
3. eine
4. einen

........ Mann kenne ich nicht.

1. der
2. die
3. das
4. den

Er hat .............. Opa.

1. ein
2. der
3. keinen
4. kein

Sie ist ............... Mutter

1. der
2. ein
3. meine
4. sein

Er hat ein Geschenk für .............. Cousin.

1. die
2. den
3. das
4. der

en nu naar de Der groep

Der Groep

Als eerste wil ik dat je met de volgende woorden kennis maakt.

Kijk naar de volgende pagina

deze/dit  =  is in het Duits dies-

elk              = is in het Duits jed-

welk          = is in het Duits welch-

zulk           = is in het Duits solch-

sommig  =is in het Duits manch-

all               = is in het Duits all-

elk is in het Duits ....

1. jed-
2. welch-
3. dies-

Deze/dit is in het Duits .....

1. welch-
2. dies-
3. jed-

Zulk in het Duits is .....

1. welch-
2. all-
3. solch-

dies- jed- welch- solch- manch- all-

vervangen altijd het lidwoord. Kijk maar:

dieses Mädchen,  welcher Vater,

jede Schule,  solche Probleme, manche Fehler, alle Schüler

Deze woorden dies- jed- welch- manch- all- solch- horen bij de der groep.

Dat betekent dat ze op dezelfde manier  zoals der die das vervoegd worden .

Dieser Mann ist 80 Jahre alt. Welches Kind ist das.

Ich kenne diesen Mann nicht

Wij gaan nu even checken of je het begrijpt.

(Elke) ............. Schuhe (v)

1. solcher Schuhe
2. alle Schuhe
3. diese Schuhe
4. jede Schuhe

(Welk) ................ Mädchen (o)

1. Welches
2. Welche
3. Welchen
4. Welcher

(all) .............. Leute (mv)

1. alle
2. all
3. allen

Ich suche (deze) ........... Kuchen (m)

1. dies
2. dieser
3. diesen
4. diese

Welch........... Vater (m) ist das?

Welch........ Vater (m) suchst du?

Solch..... Kinder hören nie.

Warum machst du dies.......... Aufgabe (v) nicht?

Ich brauche dies...... Plan (m) und dies..... (v)

Solch.... Opa (m) brauche ich nicht

Und alles deutlich ????

Bedankt voor jouw aandacht !!!