Lezen H4 (herhaling) Je kunt feiten, meningen en argumenten benoemen.
Kijken en Luisteren H4
Je leert een presentatie beoordelen.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Doelen
Lezen in een boek
Lezen H4 (herhaling) Je kunt feiten, meningen en argumenten benoemen.
Kijken en Luisteren H4
Je leert een presentatie beoordelen.
Slide 1 - Diapositive
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Wat hebben feiten, meningen en argumenten met elkaar te maken?
Slide 3 - Question ouverte
Feiten, meningen en argumenten
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.
Slide 4 - Diapositive
Feit
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
– Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.
De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan.
Slide 5 - Diapositive
Mening
Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.
Slide 6 - Diapositive
Argument
Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers:
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)
Slide 7 - Diapositive
Kijken en Luisteren H4
Je leert een presentatie/debat beoordelen.
Als je feedback moet geven op een presentatie, let je niet alleen op de inhoud, maar ook op de manier van presenteren.
Doel: debatteren bij het nieuwe thema.
Slide 8 - Diapositive
Debat
"Een debat is een discussievorm waarbij een stelling verdedigd wordt of juist te bestreden aan de hand van verschillende argumenten. Het spreken vindt plaats in een vaste, officiële vorm."
Slide 9 - Diapositive
Wat is belangrijk als je iets presenteert?
Slide 10 - Question ouverte
Zo vorm je een ordeel over de inhoud van een presentatie
Is het onderwerp interessant, vernieuwend, actueel, passend bij het publiek e.d.?
Herken je een opbouw in het verhaal: inleiding, middenstuk en slot?
Legt de spreker verbanden in de tekst door het gebruik van signaalwoorden en structurerende zinnen?
Begint de spreker met een originele aandachttrekker en sluit hij af met een passende uitsmijter?
Gebruikt de spreker goede hulpmiddelen of leiden ze alleen maar af?
Slide 11 - Diapositive
Zo vorm je een oordeel over de manier van presenteren
- Houding?
- Gebaren?
- Verstaanbaar? Tempo?
- Natuurlijke toon?
- Legt hij contact met het publiek?
- Gezichtsuitdrukking?
Slide 12 - Diapositive
Kijken en Luisteren H4
Je leert een presentatie beoordelen.
Als je feedback moet geven op een presentatie, let je niet alleen op de inhoud, maar ook op de manier van presenteren.
Maken: Opdracht 2: eerst kijken zonder geluid, dan met geluid.