8mei 2bk

Werkwoordspelling

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
  1. Herhaling werkwoordspelling
  2. Zelfstandig werken
  3. Les afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
  1. Ik weet hoe ik de persoonsvorm vind (tijdproef of vraagproef).
  2. Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moeten schrijven.
  3. Ik weet hoe ik de persoonsvorm in verleden tijd moeten schrijven (zowel van zwakke als sterke werkwoorden).
  4. Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord moeten schrijven.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling werkwoord spelling

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

De docent beantwoordt alle vragen.
A
De docent
B
beantwoordt
C
alle
D
vragen

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De docent beantwoordt alle vragen.
persoonsvorm tegenwoordige tijd
ik-vorm + t

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anne vertelde haar plannen aan haar klasgenoot.
A
vertelde
B
plannen
C
haar klasgenoot
D
Anne

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Anne vertelde haar plannen aan haar klasgenoot.
persoonsvorm verleden tijd
zwak werkwoord

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Joris zag zijn klasgenoten in de stad.
A
klasgenoten
B
zijn
C
zag
D
stad

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Joris zag zijn klasgenoten in de stad.
persoonsvorm verleden tijd
sterk werkwoord

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Benoem hier ook het 't ex-kofschip.
Zelfstandig werken

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

tegenwoordige tijd
Iets dat nu, op dit moment, gebeurt of wordt gedaan.
Voorbeeld: Ik ga naar huis. Ik maak mijn huiswerk.
Wat?
Wat gaan we doen?
We gaan werkwoordspelling herhalen.
Hoe?
Hoe gaan we dit aanpakken?
Dat gaan we doen door zelfstandig in stilte aan werkwoordspelling te werken
Hulp?
Bij wie kun je hulp vragen?
1. Heb je vragen? Overleg dan op fluistertoon met jouw buurman/buurvrouw.
2. Bekijk de instructievideo en lees goed de opdracht door.
3. Lukt het hierna nog niet? Steek jouw hand op.
Tijd?
Hoelang hebben we daar de tijd voor?
Je gaat 15 minuten zelfstandig werken.
Uitkomst?
Wat doen we met de uitkomst?
Tijdens het nabespreken gaan we bekijken wat de opdracht ons geleerd heeft.
Klaar?
Wat mag je doen als je klaar bent?

1: Maak andere hoofdstukken van Nieuw Nederlands die je nog niet afgerond hebt. Taalverzorging H4 t/m H6
2: Werk aan jouw spreekbeurt.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les afsluiten

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
  1. Ik weet hoe ik de persoonsvorm vind (tijdproef of vraagproef).
  2. Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moeten schrijven.
  3. Ik weet hoe ik de persoonsvorm in verleden tijd moeten schrijven (zowel van zwakke als sterke werkwoorden).
  4. Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord moeten schrijven.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions