werkwoord zijn, klank: ui, gezellig

Unit feest 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Unit feest 

Slide 1 - Diapositive

Schema vandaag
Quiz werkwoorden
Guess the celebration
Klank (sound) ui
Quizlet new wordlist
Werkwoord hebben
Concept: gezellig

Slide 2 - Diapositive

Inquiry questions
 What is a geboortekaartje and which information does it give you?
How do you recognize a verb in a sentence?
What does 'gezellig' mean?

Slide 3 - Diapositive

Repeat: how to recognize the verb in a sentence

Slide 4 - Diapositive

Quiz
Please log in into Lesson Up. 

Slide 5 - Diapositive


Find the verb
Jeremy rende heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
rende
D
hard

Slide 6 - Quiz


Find the verb
Myra leest mooi een boek
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek

Slide 7 - Quiz


Find the verb
Heb jij dit mooie boek ook gelezen ?
A
jij
B
dit
C
mooie boek
D
Heb

Slide 8 - Quiz


Find the verb:
Robin vindt appeltaart met slagroom erg lekker.
A
Robin
B
slagroom
C
vindt
D
lekker

Slide 9 - Quiz


Find the verb:
Liam en zijn broertje spelen een leuk spel met mij.
A
Liam
B
zijn
C
broertje
D
spelen

Slide 10 - Quiz


Find the verb
In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.
A
nieuwe
B
van
C
wit
D
verven

Slide 11 - Quiz

Find the verb:
Ik kijk elke dag een filmpje op mijn computer.
A
Ik
B
dag
C
kijk
D
filmpje

Slide 12 - Quiz

Find the verb

Ben jij Nederlands?


A
jij
B
Nederlands
C
ben

Slide 13 - Quiz

De juf zette de computer aan.
A
zette
B
De juf
C
computer
D
aan

Slide 14 - Quiz

Hij praat steeds door de les!
A
steeds
B
praat
C
Hij
D
les

Slide 15 - Quiz

Max is een gezellige jongen.
A
is
B
Max
C
jongen
D
gezellige

Slide 16 - Quiz

Fleur heeft mooi blond haar.
A
Fleur
B
heeft
C
blond
D
er staat geen werkwoord in deze zin

Slide 17 - Quiz

Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman

Slide 18 - Quiz

Questions?
You can now recognize the verb in the sentence in the present tense. We will continue with the past tense. 

Slide 19 - Diapositive

Guess the celebration..

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

1.  To inform-share knowledge with the reader.
2. To instruct-explain how to do something.
3. To convince-to get the reader to do or think something.
4. To entertain-to give the reader a good time.


What is the goal of this text?

Slide 23 - Diapositive

Which information?
  • naam van de baby
  • Geboortedatum en geboorteplaats
  • Geboortetijd en geboortegewicht
  • contactinformatie zoals telefoonnummer
  • option to visit/congratulate

Slide 24 - Diapositive

Celebration: the birth of a baby
Question: what happens, what do you do?

Slide 25 - Diapositive

Klank: de ui
beschuit 
beschuit met muisjes 
de ui
de uien
de bui
de trui
de buik

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Klare taal
Les 14 het werkwoord hebben

Slide 28 - Diapositive

Gezellig: what is it?

Slide 29 - Diapositive

Word web
gezellig

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive