1HV 4.7 Grammatica zinsdelen: mv

1 / 27
suivant
Slide 1: Vidéo
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Taaluitdaging
Beschrijf een boek, film, 
tv-serie, toneelstuk, 
musical of game
in precies vijf woorden!

Slide 2 - Diapositive

Wat leer je?


bijzin en hoofdzin
hoofdzin en bijzin
hoofdzin en hoofdzin

meewerkend voorwerp

Slide 3 - Diapositive

      Lezen

Slide 4 - Diapositive



hoofdzin = 
pv + o  

Twéé  hoofdzinnen?                   en, maar, want, dus, of

Slide 5 - Diapositive

bijzin: pv en o uit elkaar 
Let op:
- dé voegwoorden
- pv en werkwoorden staan achteraan de zin
- en als je woorden zoals 'niet' tussen de pv en o kan zetten

Slide 6 - Diapositive

Ik heb morgen een toets, dus ga ik vroeg naar bed.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
geen zin

Slide 7 - Quiz

Terwijl de regen met bakken uit de hemel komt, zitten wij lekker binnen.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
onzin

Slide 8 - Quiz

Vaste volgorde zinsdelen benoemen
1. persoonsvorm(en) onderstrepen
2. enkele en dubbele zinsdeelstrepen
3. werkwoordelijk 
4. onderwerp
5. lijdend voorwerp
6. meewerkend voorwerp

Slide 9 - Diapositive

§4.7 Grammatica zinsdelen
Het meewerkend voorwerp (mv)
Naast de rollen o en lv in de zin, speelt het mv ook mee. 
Het mv werkt mee aan het onderwerp, gezegde én lijdend voorwerp.
Meestal bij werkwoorden 'geven' of 'vertellen'.

Ik  / gaf / mijn tante / een cadeautje.
o      wg          mv                            lv

Slide 10 - Diapositive

Hoe vind je het mv? 
1. Stel de mv-vraag:   Aan wie / voor wie of wat + wg + o + lv?
Ik geef mijn tante een cadeautje: Aan wie geef ik een cadeautje?

2. De aan/voor-proef: 
Als het zinsdeel begint met aan/voor en je kunt dit voorzetsel weglaten.
Als het zinsdeel niet begint met aan/voor, maar je dit kunt toevoegen.
Ik geef (aan) mijn tante een cadeautje



Slide 11 - Diapositive

          Uitlegfilmpje in Ta!ent

Slide 12 - Diapositive

Placemat:
Schrijf stilletjes in een hoekje de zin op en benoem de zinsdelen.
Daarna gaan jullie overeenkomsten ontdekken.
Met wat voor soort zinnen hebben we hier te maken?



  • Als   mensen   in   natuurparken   rondrijden,   doen   ze   vreemde   dingen.

  • Als / mensen in natuurparken / rondrijden // doen / ze / vreemde dingen.
  •                           o                                       pv + wg        pv+wg     o                 lv          
  • In een samengestelde zin plaats je dubbele zinsdeelstrepen: //


Slide 13 - Diapositive

Nog eentje dan, ... en let op het aantal pv's!
  • Ze gaan uit de auto omdat ze hun kinderen een onvergetelijk moment willen bezorgen. 



  • Ze / gaan/ uit de auto // omdat / ze / hun kinderen / een onvergetelijk moment / willen / bezorgen.
  •  o    pv+wg            -                    -             o              mv                                            lv                            pv+wg      wg 
  • In een samengestelde zin plaats je dubbele zinsdeelstrepen: //

Slide 14 - Diapositive

Wat?
§4.7 Grammatica zinsdelen: nakijken 1 t/m 4 + maken 6, 7, 10acdf
Hoe?
Zelfs stil of samen fluisteren
In je leerwerkboek B
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk 
Leerdoel?
Meewerkend voorwerp
Klaar?
Taak 13
Lezen

Slide 15 - Diapositive




Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Slide 16 - Diapositive

Wat weet je nu?

bijzin en hoofdzin
hoofdzin en bijzin
hoofdzin en hoofdzin

meewerkend voorwerp (mv)

Slide 17 - Diapositive

Einde van de les

Slide 18 - Diapositive

Typ hier jouw vijf woorden...

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Oefenvragen proefwerk 4.3 Lezen en 4.5 Woorden
1. Wat is het tekstdoel?
2. Wat is het onderwerp van de tekst?
3. Heeft de tekst een tweedeling of driedeling?
4. Tekstverbanden: opsommend, tijdsvolgorde, tegenstellend, uitleggend
5. Waar verwijst dit woord naar?
6. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
7. Wat is het leespubliek?
8. Kies de woordbetekenis of omschrijf de woordbetekenis.

Slide 21 - Diapositive

Expertgroepen

Elk groepje bespreekt in 2 minuten de beste antwoorden van één vraag. Daarna presenteren de expertgroepen dit.

1= 3, 2 = 4, 3 = 7, 4 = 8, 5 = 9, 6 = 10, 7 = 11



Slide 22 - Diapositive

Onderwerp spreekbeurt? 
rijk worden met vloggen
Spotify
elektrische auto's
spijkerbroeken
puberbrein
multitasken
windmolens
eerlijke chocolade
geschiedenis
aardrijkskunde
biologie


Slide 23 - Diapositive

Bekijk het filmpje van Rube van Tienen.
Beantwoord de kijkvragen.

1. Welke binnenkomer wordt gebruikt?
2. Hoe betrekt hij het publiek?
3. Is dit een goede spreker?
4. Is het onderwerp interessant voor leeftijdgenoten?
5. Vindt het publiek dit interessant?

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo


Beantwoord de kijkvragen bij de Ted Talk Youth, Rube van Tienen.

1. Welke binnenkomer wordt gebruikt?
2. Hoe betrekt hij het publiek?
3. Is dit een goede spreker?
4. Is het onderwerp interessant voor leeftijdgenoten?
5. Vindt het publiek dit interessant?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive