Erfelijkheid b1 genotype en fenotype

les 1: Genotype en fenotype

thema 3  Erfelijkheid 

Pak alvast bladzijde 168 erbij

                                                                            
                                                                          

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

les 1: Genotype en fenotype

thema 3  Erfelijkheid 

Pak alvast bladzijde 168 erbij

                                                                            
                                                                          

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Nieuwe periode
  • Start Erfelijkheid & Evolutie

  • Theorie b1 genotype en fenotype
  •  Zelf aan de slag met opdrachten

Slide 2 - Diapositive

‘Wat lijk jij veel op je vader.’ ‘Je bent precies je moeder.’ Deze opmerkingen heb je misschien weleens gehoord van familie of vrienden. Ze gaan over je erfelijke eigenschappen.

Slide 3 - Diapositive

Genotype en Fenotype
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is. 
  •  Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Erfelijkheid
Het staat allemaal in onze genen.

  • Cel
  • Celkern
  • Chromosoom
  • GEN


Slide 7 - Diapositive

Het genotype
  • De erfelijke informatie meegekregen van je ouders
  • Staat in je 46 chromosomen
  • Ontstaat bij de bevruchting

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Het fenotype
  • Het uiterlijk van een organisme
  • Ontstaat onder invloed van je genotype 
  • En door invloeden uit het milieu 

Slide 10 - Diapositive

Opdrachten maken!
1 - 2 -3 -4 -5 blz 170

Slide 11 - Diapositive

op een rijtje
Chromosomen liggen in de celkern.
Chromosomen bestaan uit strengen DNA.
DNA bevat codes voor verschillende eigenschappen.
Een stukje chromosoom met de code voor 1 eigenschap is
een gen

Al deze informatie bij elkaar heet het genotype

Slide 12 - Diapositive

Aantekening maken!
Ben je klaar met de Lesson Up?
Neem de aantekening hieronder over in een schrift. Dit kun je straks goed gebruiken voor tentamen over het thema Erfelijkheid.

Aantekening Thema Erfelijkheid: Genotype en fenotype

Genotype: erfelijke informatie van een organisme
Ontstaan tijdens de bevruchting
Fenotype: het uiterlijk van een organisme 
Ontstaat door het genotype en invloeden uit het milieu

Slide 13 - Diapositive

Mitose
  • Vorming van gewone lichaamscellen voor groei, herstel en vervang
  • Uit een moedercel met 46 chromosomen  ontstaan dochtercellen met 46 chromosomen
  • Elke cel bevat dezelfde erfelijke informatie > hetzelfde genotype 
  • Vindt plaats overal in het lichaam

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 16 - Quiz

Uit welk stof bestaan chromosomen?
A
Chromosomen
B
Moedercel
C
Celkern
D
DNA

Slide 17 - Quiz

Welke uitspraak over chromosomen is FOUT?
A
Chromosomen bestaan uit DNA
B
Chromosomen liggen in het cytoplasma
C
Een mens heeft 46 chromosomen per cel
D
Niet ieder dier heeft evenveel chromosomen

Slide 18 - Quiz

Hoe komt het dat de chromosomen van een delende cel zichtbaar worden met een microscoop?

A
Omdat je de grootse vergroting gebruikt.
B
Omdat je de chromosomen kunt zien onder de microscoop?
C
Omdat de chromosomen op dat moment spiraliseren.

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste volgorde bij de mitose?
A
spiraliseren- kopiëren- kerndeling- celdeling
B
celdeling- spiraliseren- kerndeling- kopiëren
C
kopiëren- spiraliseren- kerndeling- celdeling
D
kopiëren- kerndeling- spiraliseren- celdeling

Slide 20 - Quiz

Wat is geen functie van de mitose
A
Groei
B
Herstel
C
Vervanging
D
Voortplanting

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment .......................
A
van innesteling
B
dat de zaadcel de eicel binnengaat
C
van bevruchting
D
dat het milieu invloed heeft

Slide 23 - Quiz

Zie je in de afbeelding het fenotype of het genotype van de baby?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 24 - Quiz

Wat kan er wel en wat niet veranderen?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype wel: genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype niet: genotype

Slide 25 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 26 - Quiz

De rode sierappelboom staat in bloei. Helaas trekt er een lentestorm over en er breken enkele takken. Is het fenotype hierdoor veranderd? En het genotype?
A
Fenotype en genotype zijn veranderd
B
Fenotype en genotype zijn niet veranderd
C
Fenotype is niet veranderd, genotype is veranderd.
D
Fenotype is veranderd, genotype is niet veranderd.

Slide 27 - Quiz

Mathilde laat een permanent (krulhaar) zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
Genotype verandert wel fenotype verandert niet
B
genotype niet fenotype wel.
C
genotype en fenotype veranderen niet
D
genotype en fenotype veranderen wel

Slide 28 - Quiz

Mathilde krijgt daarna een baby. Erft de baby haar krullend haar?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

In afbeelding hiernaast zie je hoe de metamorfose bij een kikker verloopt.

Wat blijft in alle stadia van de metamorfose (2 tot en met 8) gelijk?
A
fentotype
B
genotype
C
geen van beide
D
zowel het fenotype als het genotype

Slide 30 - Quiz

Leg uit hoe tijdens de metamorfose het fenotype kan veranderen, terwijl het genotype gelijk blijft.

Slide 31 - Question ouverte

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Sproeten
Een litteken
gespierd lichaam
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 32 - Question de remorquage

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 33 - Quiz

Uv-straling van de zon is schadelijk voor je huid. Je huid wordt beschermd door melanine. Dit is een pigment dat in de huid ontstaat en de huid donkerder maakt. Melanine geeft ook kleur aan je haren en ogen. Dat je melanine kunt maken, heb je te danken aan een aantal genen.

Wanneer zijn die genen het meest actief: in de winter of in de zomer? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Question ouverte

Wat is er onjuist aan de bewering: 'Het is erfelijk. Je krijgt het van je kinderen'?

Slide 35 - Question ouverte

Genotype en Fenotype
Lesdoelen:
  • Je weet hoe door mitose nieuwe cellen kunnen worden gevormd
  • Je weet wat het genotype van een organisme is en hoe deze tot stand komt.
  • Je weet wat het fenotype van een organisme is en hoe deze tot stand komt.

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Genotype en Fenotype
Lesdoelen:
  • Je weet hoe door mitose nieuwe cellen kunnen worden gevormd
  • Je weet wat het genotype van een organisme is en hoe deze tot stand komt.
  • Je weet wat het fenotype van een organisme is en hoe deze tot stand komt.

Slide 38 - Diapositive