SPQR 18 tekst volledig delen

SPQR tekst 18
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

SPQR tekst 18

Slide 1 - Diapositive

Neem tekst 18 in je tekstboek en je vertaling in je schrift voor je

De volgende vragen gaan over r. 1-7

Slide 2 - Diapositive

Welk woord uit r. 1-7 is GEEN bijwoord?
A
ibi
B
semper
C
celerius
D
gravem

Slide 3 - Quiz

Welke taak heeft Lydia van haar meester gekregen?

Slide 4 - Question ouverte

Waarom stuurt de meester specifiek Lydia voor deze taak?
A
Ze kan harder lopen dan de andere slaven.
B
Ze kan sneller lezen dan de andere slaven.
C
Ze kan het beter onthouden dan de andere slaven.
D
Ze is gezelliger dan de andere slaven.

Slide 5 - Quiz

Wat doet de slaaf die Lydia tegenkomt op straat?

Slide 6 - Question ouverte

Op welk plaatje zie je een amphora?
A
B
C
D

Slide 7 - Quiz

r. 1-7
1      Lydiam dominus in forum ire iusserat. Acta
        diurna ibi legere debebat, deinde domum venire 
        et domino nuntia narrare. Dominus semper
        Lydiam mittebat, nam puella nuntia celerius
5     quam servi alii legere poterat et facilius memoria
        tenere. In via Lydiam servus vidit. Servus amphoram
        gravem portabat. Laete Lydiam salutavit. Dixit ea:

Slide 8 - Diapositive

Celerius en facilius zijn...
A
genitivus
B
comparativus
C
superlativus
D
infinitivus

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

De volgende vragen gaan over r. 8-13

Slide 11 - Diapositive

Sleep de Latijnse woorden naar de functie die ze in de zin hebben.
lijdend voorwerp
naamwoordelijk deel
meewerkend voorwerp
bijvoeglijke bepaling
fortior
onera
Domino
familiae

Slide 12 - Question de remorquage

Noteer een comparativus uit r. 8-13

Slide 13 - Question ouverte

Noteer een superlativus uit r. 8-13

Slide 14 - Question ouverte

r. 8-13
          ‘Ave, Arcas, onus grave portas!’ ‘Ita est. Domino
          vinum emi,’ Arcas respondit, ‘facile autem graviora
10     onera tollere possum.’ Risit Lydia: ‘Multo fortior es
          quam ego! Nonne fortissimus es omnis familiae?
          Nonne omnes te amant, quod tu semper onera
          gravissima eis portas?’


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Hoe kun je een comparativus NIET vertalen?
A
groter
B
nogal groot
C
te groot
D
zeer groot

Slide 18 - Quiz

Hoe kun je een superlativus NIET vertalen?
A
redelijk groot
B
grootst
C
zeer groot

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

De volgende vragen gaan over r. 14-19

Slide 21 - Diapositive

eum r. 17: wie wordt hiermee bedoeld? Noteer de naam en de taak.

Slide 22 - Question ouverte

Wat vindt Arcas van de nieuwe slaaf Agenor?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Hoe moet je nobis (r. 18) hier vertalen?
A
aan ons
B
door ons
C
dan ons
D
met ons

Slide 24 - Quiz

Waardoor zou je 'quam ceteros servos' kunnen vervangen?
A
quam ceteri servi
B
cum ceteros servos
C
ceterorum servorum
D
ceteris servis

Slide 25 - Quiz

r. 14-19
           Arcas negavit: ‘Non omnes. Immo, nuper novum
15      medicum dominus emit. Servus, nomine Agenor,
           est vir pessimus: hominem peiorem numquam
           vidi. Eum dominus emit maiore pretio quam
           nos omnes. Is ideo meliorem nobis se putat. Nos
           omnes contemnit, me magis autem quam ceteros
20      servos.



Slide 26 - Diapositive

De volgende vragen gaan over r. 20-25

Slide 27 - Diapositive

r. 20 Humillimum omnium me putat, quod onera portare mandatum mihi est.
Wat is de superlativus in deze zin?
A
humillimum
B
omnium
C
onera
D
mandatum

Slide 28 - Quiz

r. 20 Hij beschouwde mij als de nederigste van allemaal, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.
Wat klopt niet?
A
beschouwde
B
nederigste
C
opdracht
D
dragen

Slide 29 - Quiz

r. 22 Quondam in sermone cum servis aliis dixi:
Welke naamval is servis?
A
gen.ev.
B
dat.mv.
C
acc.ev.
D
abl.mv.

Slide 30 - Quiz

r. 23 “ Ego puto  …” Agenor me interpellavit acerrima voce:
“Ik vind...” Agenor onderbrak mij met zeer felle stem
acerrima is een superlativus. Welke naamval is het?
A
nom.ev.
B
abl.ev.
C
nom.mv.
D
acc.mv.

Slide 31 - Quiz

Geef naamval, getal en geslacht van 'acerrima voce' (r. 23)

Slide 32 - Question ouverte

Met welk dier wordt Arcas vergeleken?
A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

'iumentum humanum' (r. 24): citeer het Latijnse tekstelement dat uitlegt waarom Agenor Arcas zo noemt.

Slide 34 - Question ouverte

r. 24 “Putas? Nihil tu putare potes, iumentum humanum!
“Vind jij? Jij kunt niets vinden, menselijk lastdier!
Welke naamval is iumentum?
A
nom.ev.
B
acc.ev.
C
voc.ev.
D
gen.mv.

Slide 35 - Quiz

Num cogitant muli?
Denkt Agenor dat muilezels wel of niet denken?
A
wel
B
niet

Slide 36 - Quiz

Hoe moet je 'difficilius' (r. 25) hier vertalen?
A
moeilijker
B
nogal moeilijk
C
te moeilijk
D
het moeilijkst

Slide 37 - Quiz

r. 25 Etiam litteras legere difficilius tibi est!”
Zelfs letters lezen is voor jou te moeilijk!”
Wat is waar?
A
litteras is een abl.mv.
B
difficilius is een comparativus
C
tibi is een abl.
D
est komt van posse

Slide 38 - Quiz

r. 20-25
20      servos. Humillimum omnium me putat, quod
           onera portare mandatum mihi est. Quondam in
           sermone cum servis aliis dixi: “Ego puto  …”
           Agenor me interpellavit acerrima voce: “Putas?
           Nihil tu putare potes, iumentum humanum!
25      Num cogitant muli? Etiam litteras legere difficilius
            tibi est!” 




Slide 39 - Diapositive

De volgende vragen gaan over r. 26-33

Slide 40 - Diapositive

Omnes riserunt.
riserunt is welke tijd?
A
perf.
B
plus.perf.

Slide 41 - Quiz

r. 27 sed is haud mihi credidit, nam neminem putat Agenore fidiorem.
A
gen.ev.
B
dat.ev.
C
abl.ev.

Slide 42 - Quiz

r. 27 sed is haud mihi credidit, nam neminem putat Agenore fidiorem.
maar hij geloofde mij helemaal niet, want hij beschouwde niemand (als) betrouwbaarder dan Agenor. 

Agenore is een abl.ev. Dit gebruik van de abl. noemen we een ablativus comparationis: een ablativus, die aangeeft waarmee iets vergeleken wordt, en deze staat dus altijd bij een comparativus!

Slide 43 - Diapositive

r. 29 Vitam miserrimam ago. Fortasse fugere mihi prudentius est.’
Ik leid een zeer ongelukkig leven. Misschien is het voor mij verstandig om te vluchten.’
Wat klopt niet?
A
zeer ongelukkig
B
misschien
C
voor mij
D
verstandig

Slide 44 - Quiz

'Fortasse fugere mihi prudentius est.' (r. 29-30): Welke straf riskeert Arcas hiermee?
A
Kruisiging
B
Voor de leeuwen gegooid worden
C
Gebrandmerkt worden
D
Een onafneembare ketting krijgen

Slide 45 - Quiz

Welk advies geeft Lydia aan Arcas?

Slide 46 - Question ouverte

Welk advies zou jij Arcas geven?

Slide 47 - Carte mentale

r. 26-33
            tibi est!” Omnes riserunt. Domino quidem de
            verbis Agenoris narravi, sed is haud mihi credidit,
            nam neminem putat Agenore fidiorem. Vitam
            miserrimam ago. Fortasse fugere mihi prudentius
30       est.’ Lydia clamavit: ‘Minime! Multo lenius
             Agenorem tractas! Ad pugnam eum provoca!
             Fortior enim es. Etiam minimo momento vincere
             eum potes.'

Slide 48 - Diapositive

iussi
prudens, prudent-
mittere
minimus
magis
peior
difficilis
gravis, -e
multo
emi
ik heb gekocht
verstandig
moeilijk
zwaar
slechter
meer
veel
kleinst, zeer klein
ik heb bevolen
sturen

Slide 49 - Question de remorquage