Pathologie Revalidatie

Oorzaken van amputaties zijn in de meeste gevallen ......
A
Breuk, verzwikte enkel , auto ongeluk
B
Snijwond, suikerziekte, tumor
C
Ontsteking, tumor, bloedvatproblemen
D
Bloedvatproblemen, Suikerziekte, Trauma, Tumor
1 / 32
suivant
Slide 1: Quiz
OrthobewegingsagogieMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Oorzaken van amputaties zijn in de meeste gevallen ......
A
Breuk, verzwikte enkel , auto ongeluk
B
Snijwond, suikerziekte, tumor
C
Ontsteking, tumor, bloedvatproblemen
D
Bloedvatproblemen, Suikerziekte, Trauma, Tumor

Slide 1 - Quiz

Hoe wordt bij een amputatie van het been het amputatieniveau bepaald?
A
Door de plek waar de weefselschade zit
B
Het word tot het eerstvolgende gezonde gewricht geamputeerd
C
De plaats waar na de operatie eventuele prothese kan worden aangebracht
D
Aan patiënt vragen tot welk deel er geamputeerd moet worden

Slide 2 - Quiz

Waarom kan ik niet direct na de beenamputatie een prothese krijgen?
A
Wond is na operatie nog te koud, waardoor gewenning niet optimaal zal zijn
B
De stomp is nog gezwollen en de huid is gevoelig
C
Geen van beide antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

Wat is fantoom pijn?
A
Pijn aan de wond van de amputatie
B
Pijn in het lichaamsdeel dat geamputeerd is
C
Pijn aan de prothese van de arm/been
D
Pijn tijdens de operatie van een open of gesloten amputatie

Slide 4 - Quiz

Wat is Artrose?
A
Vorm van reuma waarbij het hele gewricht betrokken is
B
Een ziekte aan je hart, waarbij je veel pijn ervaart
C
Een geestelijke aandoening
D
Een zenuw aandoening aan de ogen

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt met de gewrichten als je artrose hebt?
A
Het kraakbeen wordt dunner waardoor de botten tegen elkaar komen
B
Het kraakbeen wordt dikker waardoor de botten tegen elkaar komen
C
Er gebeurt niks met je gewrichten
D
Je gewrichten hebben er niks mee te maken

Slide 6 - Quiz

Welke klacht is NIET van toepassing bij artrose?
A
Ontstaan van stijfheid
B
Conditieverlies
C
Verandering in lichaamshouding
D
Zwelling of instabiliteit

Slide 7 - Quiz

Hoe krijg je Artrose?
A
Het kan gewoon gebeuren
B
Alleen een vrouw kan het krijgen, aangeboren
C
Alleen een man kan het krijgen, aangeboren
D
Door te veel roken

Slide 8 - Quiz

Wat is belangrijk bij reumatoïde artritis om de gewichten soepel te houden?
A
Veel slapen
B
Genoeg bewegen
C
Niet teveel bewegen
D
Veel zitten en zo min mogelijk bewegen

Slide 9 - Quiz

Wat zijn reumatische klachten?
A
Hoofdpijn, misselijkheid
B
Benauwdheid
C
Last van stijve, pijnlijke, dikke en warme gewrichten
D
Dingen laten vallen

Slide 10 - Quiz

Hoe wordt de diagnose reumatoïde artritis gesteld?
A
Door een bloedonderzoek
B
Door de pijnklachten
C
Door een lichamelijk onderzoek
D
Door een bloed- en lichamelijk onderzoek

Slide 11 - Quiz

Wat is reumatoïde artritis ?
A
Auto-immuunziekte
B
Aandoening waarbij bogen van de wervels niet goed gesloten zijn
C
Een ziekte waarbij je teveel glucose in je bloed hebt
D
Je hebt dan last van benauwdheid, piepend ademen en hoesten

Slide 12 - Quiz

Wat is Duchenne spierdystrofie?
A
Een spierziekte die zich kenmerkt door gevoelsstoornissen
B
Ziekte waarbij spieren een voor een uitvallen en ook ademhalingsspieren
C
Ziekte die spierzwakte en een gering uithoudingsvermogen veroorzaakt
D
Een ernstige erfelijke spierziekte die de spieren aantast en verzwakt

Slide 13 - Quiz

Wat is de oorzaak dat je spieren minder goed werken bij de ziekte van Duchenne?
A
Doordat er te snel vetten worden afgebroken in de spiercellen
B
Doordat er een tekort aan micronutriënten in de spiercellen is
C
Doordat het eiwit dystrofine in de spiercellen ontbreken
D
Doordat er te weinig enzymen in de spiercellen zitten

Slide 14 - Quiz

Wat zijn verschijnselen bij de ziekte van Duchenne?
A
Gaan later lopen dan andere kinderen en moeite met opstaan vanaf de grond
B
Gaan later lopen dan andere kinderen en moeite met opstaan vanaf de grond
C
Uithoudingsvermogen is beperkt dus sneller moe, lopen vaak met holle rug
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

Slide 15 - Quiz

Komt de ziekte van Duchenne vaker voor bij jongen of bij meisje en door welke chromosoom?
A
Bij jongens en komt door X-chromosoom van de moeder
B
Bij meisjes en komt door X-chromosoom van de moeder
C
Bij meisjes en komt door Y-chromosoom van de vader
D
Bij jongens en komt door Y-chromosoom van de vader

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er bij een hartaanval/hartinfarct?
A
Kransslagader hart raakt verstopt en deel van hart geen bloed/zuurstof meer
B
Aderen van hart verstopt en hart geen bloed meer voor een minuut
C
Je wordt opeens heel erg vrolijk omdat je hart veel energie krijgt
D
Hart gaat rustig kloppen omdat het geen bloed krijgt en je valt flauw

Slide 17 - Quiz

Hoe voorkom je hart en vaatziekten?
A
Gezonde leefstijl, niet roken, gezond gewicht, gevarieerd eten
B
Veel vet eten, roken, gewicht maakt niks uit
C
Gezonde leefstijl, niet roken, gezond gewicht, niet gevarieerd eten
D
Vooral gezond eten

Slide 18 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een beroerte?
A
Een scheve mond
B
Warrig spreken en denken
C
Verlamming in een arm of been
D
Alle drie de antwoorden

Slide 19 - Quiz

Trombose: welke stelling is juist?
A
Als je dun bloed hebt, heb je geen kans op trombose
B
Je krijgt trombose door bijvoorbeeld een val of een ongeluk
C
Oorzaak: door bloedvat dat verstopt raakt door een bloedstolsel
D
Te lang rondlopen met trombose been kan zorgen voor amputeren been

Slide 20 - Quiz

Wat is geen klacht van een longaandoening?
A
Stotteren
B
Slechte conditie
C
Benauwdheid
D
Piepend ademhalen

Slide 21 - Quiz

Waarom krijg je astma?
A
Door ongezond te leven
B
Als meerdere genen niet goed met elkaar samen werken
C
Door vaak in de kou buiten te komen
D
Genetische aanleg en omgevingsfactoren

Slide 22 - Quiz

Wat is COPD?
A
Verkleining van de longen waardoor de longinhoud minder is
B
Chronische luchtwegontsteking
C
Vermindering van bronchiën
D
Verschil van longen links en rechts zijn te groot, niet goed samenwerken

Slide 23 - Quiz

Wat is astma?
A
Chronische ontsteking darmkanaal
B
Chronische ontsteking in de boezems
C
Chronische ontsteking in de luchtwegen
D
Chronische ontsteking in de longen

Slide 24 - Quiz

Bij welk type diabetes maak je geen insuline meer aan?
A
Type 1
B
Type 2
C
Type 1 en 2
D
Zwangerschapsdiabetes

Slide 25 - Quiz

Waardoor wordt diabetes type 2 vaak door veroorzaakt? (Meerdere antwoorden zijn goed)
A
Ouderdom
B
Ongezonde voeding
C
Weinig lichaamsbeweging
D
Te veel fruit eten

Slide 26 - Quiz

Welk orgaan in je lichaam maakt insuline?
A
Alvleesklier
B
Lever
C
Nieren
D
Blinde darm

Slide 27 - Quiz

Hoe kan diabetes mellitus worden aangetoond?
A
Met een urineonderzoek
B
Met een nuchtere bloedglucosemeting
C
Met de dorstproef
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 28 - Quiz

Wat kan een oorzaak zijn van chronische pijn?
A
Een operatie
B
Een verkeerde houding
C
Uitzaaiing van kanker
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 29 - Quiz

Hoe werkt chronische pijn?
A
Zijn er spieren meer beschadigd als normaal
B
Komt meestal voor na een botbreuk
C
Is er verandering opgetreden in de zenuwbanen
D
Lijkt het alsof de pijn erger voelt

Slide 30 - Quiz

Wanneer spreken we van chronische pijn?
A
Als je het langer dan 2 weken hebt
B
Als je het langer dan 1 maand hebt
C
Als je het langer dan 3 maanden hebt
D
Als je het langer dan 6 maanden hebt

Slide 31 - Quiz

Welke symptomen heb je als je chronische pijn hebt?
A
Scherpe pijn
B
Brandend gevoel
C
Doffe spierpijn
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 32 - Quiz