ABT3 20.09.2024

Welkom!
20.09.2024
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
AndersMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
20.09.2024

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Terugblik
  • 2.3
  • Spel
  • Nieuws in makkelijke taal
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
  • HW bespreken
  • Vragen? Herhalen? 

Slide 3 - Diapositive

2.3
  • Bekijk de vragen bij opdr. 49 
  • Lees jij de bijsluiter?
  • Wat staat er in een bijsluiter?
  • Bekijk de iconen. Wat betekenen ze?
  • Wat vind jij van de iconen?

Slide 4 - Diapositive

2.3
  • Lees de tekst. 
  • Maak opdracht 50
  • Bespreken 

Slide 5 - Diapositive

2.3
  • Bekijk het oranje blokje (blz. 62)
  • Samen lezen
  • Heb jij nog meer tips? 

Slide 6 - Diapositive

2.3
  • Blauwe woorden:
  • de bijsluiter
  • de bijwerking
  • ernstig
  • de houdbaarheidsdatum
  • de jeuk
  • het middel 

Slide 7 - Diapositive

2.3
  • de pijnstiller
  • voorschrijven 

Slide 8 - Diapositive

2.3
  • Maak zelfstandig opdr. 52
  • Bespreken 

Slide 9 - Diapositive

2.3
  • Pak werkblad 2.3
  • Je gaat zo een video bekijken.
  • Beantwoord de vragen op werkblad 2.3
  • Bespreken 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

2.3
  • Bekijk de foto's op blz. 63 en 64
  • Welke producten heb jij in huis?
  • Welke producten gebruik je elke dag?
  • Welke producten gebruik je nooit? 
  • Welke producten ken je nog meer?

Slide 12 - Diapositive

3.4
  • In het kort:
  • Om ... te gebruik je om antwoord te geven op een vraag met ''waarvoor''
  • Na om .... te --> hele werkwoord
  • Hele werkwoord staat achteraan.
  • Voorbeeld:
  • Vraag: Waarvoor gebruik je een schrift?
  • Antwoord: Om dingen in op te schrijven

Slide 13 - Diapositive

2.3
  • Maak opdr. 54 in tweetallen
  •  Bespreken

Slide 14 - Diapositive

2.3
  • Blauwe woorden:  
  • de (gezichts)crème 
  • de lippenstift
  • het parfum
  • de pincet
  • de pleister
  • de shampoo

Slide 15 - Diapositive

2.3
  • Je krijgt een briefje met een woord of afbeelding
  • Loop door de klas
  • Zoek de cursist met het kaartje dat bij jouw kaartje hoort!

Voorbeeld: de bril --> 

Slide 16 - Diapositive

2.3
  • Pak werkblad 2.3b
  • Bekijk de zinnen.
  • Je gaat zo door de klas lopen en iemand zoeken die ....
  • Wat voor vragen kun je stellen?
  • ''Gebruik jij weleens...?''
  • ''Hoe vaak gebruik jij....''?
  • ''Heb jij deze week...?''

Slide 17 - Diapositive

2.3
  • Maak tweetallen
  • Bespreek en beantwoord de vragen bij opdr. 55
  • Bespreek en beantwoord de vragen bij opdr. 56
  • Bespreken

Slide 18 - Diapositive

2.3
  • Maak groepjes van 3-5 cursisten
  • Elk groepje krijgt een plaats
  • Een onbewoond eiland
  • Je werk
  • Op vakantie
  • Een sollicitatiegesprek
  • Een bruiloft 
  • Maak samen een top vijf producten die jullie mee wilt nemen naar jullie plaats.
  • Ga hierover in gesprek/discussieer. 
  • Presenteer jullie top vijf aan de groep!

Slide 19 - Diapositive

2.3
  • Maak zelfstandig opdr. 57 
  • Bespreken 

Slide 20 - Diapositive

2.3
  • Pak een foto (werkblad 2.3a2)
  • Loop door de klas
  • De andere cursisten mogen de foto niet zien
  • Kies een cursist.
  • Cursist A vraagt: Waarvoor gebruik je het?
  • Cursist B zegt: Je gebruikt het om .... te ..... 
  • Cursist A raadt het product. 
  • Draai de rollen om. 
  • Beide goed geraden? Ruil de foto en ga verder. 

Slide 21 - Diapositive

2.3
  • Balspel ''Waarvoor gebruik je...?''
  • Gooi de bal naar een cursist.
  • Stel de vraag: ''Waarvoor gebruik je...?''
  • Bijvoorbeeld: boek, auto, trein, brood, verf, spiegel, schaar etc.
  • De cursist geeft antwoord
  • De cursist gooit de bal naar de volgende cursist
  • De cursist stelt weer de vraag. 

Slide 22 - Diapositive

Spel
  • Een cursist gaat op een stoel zitten met de rug naar het bord.
  • Een andere cursist schrijft een blauw woord op het bord.
  • De cursist op de stoel moet het woord raden. 
  • De andere cursisten geven hints (1 voor 1, vinger opsteken!!)
  • Woord geraden?
  • Wissel cursist en woord. 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo