3.3 lezen BKHV

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

3.3 lezen

Leerdoelen

• opbouw van teksten herkennen
• kernzin aanwijzen
• hoofdgedachte formuleren 
• hoofd- en bijzaken onderscheiden
• verwijswoorden/ verwijzingen leren aanwijzen

Elke tekst heeft een inleiding.

1. waar
2. niet waar

Sommige heel korte berichten, zoals berichten in social media hebben geen inleiding. 

De inleiding van een krantenartikel heeft meestal een ander lettertype of andere opmaak.

1. waar
2. niet waar

Teksten die uit twee delen bestaan, komen veel voor.

1. waar
2. niet waar

Tekst 1 (blz. 147)

Lees de tekst verkennend.

Wat voor een soort tekst verwacht je?

1. een grappige tekst over taartkaarsjes uitblazen.
2. Een beschrijving van de Nederlandse traditie: kaarsjes uitblazen.
3. Een wetenschappelijke uitleg over de gevolgen van kaarsjes uitblazen.

2C en 2D doe ik mondeling.

tekstopbouw

Driedeling: inleiding-kern-slot

Tweedeling: inleiding-kern ( nieuwsbericht )

Ieder tekstgedeelte heeft zijn eigen functie(s).

Een slot geeft geen nieuwe informatie meer.

functies tekstdelen

• Inleiding: bevat informatie over het onderwerp.
• Kern: vaak meerdere alinea’s met ieder een eigen stukje info over het onderwerp/ deelonderwerpen.
• Slot: vaak een samenvatting of conclusie.

Heeft tekst 1 een tweedeling of een driedeling?

1. tweedeling
2. driedeling

opbouw van alinea's

Een alinea bestaat altijd uit een kernzin (belangrijkste zin) en de uitwerking daarvan

• Eerste zin = kernzin : Het begint met een vaststelling, die later wordt uitgelegd
  
• Tweede zin = kernzin : Inleidende zin, dan kernzin en daarna uitwerking
  
• Laatste zin = kernzin : Eerst uitleg, dan een conclusie
  

Wat is de kernzin van alinea 2 (tekst 1)?

1. om tot...was geglazuurd
2. In de .... kaarsjes geprikt
3. het uitblazen...de taart

Opdrachten 

Lezen: Opdracht 3, 4,  6, 8 en 11

Opdracht 19 t/m 23

(blz. 148 – 157)

Deze les

• Bespreken opdr. 6 - 8 - 11
• Nieuwe uitleg
• Maken: opdr. 19 t/m 23
• Klaar? woordjes leren of werken aan een ander vak 

Waar bestaat een tweedeling uit?

Waaraan kun je zien of er een slot is?

Welke zinnen in een alinea kunnen de kernzinnen zijn?

Hoofdgedachte

• Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt --> samenvatting van de tekst in één zin
• Gebruik titel, inleiding en/of de slotalinea om de hoofdgedachte te vinden!

Hoofd- en bijzaken

• Als je een tekst samenvat, haal je alleen de hoofdzaken eruit.
  
• Hiervoor kun je de kernzinnen gebruiken, die bevatten de belangrijkste informatie van elke alinea.

Sofie heeft morgen een wiskundetoets. Sofie vindt wiskunde erg lastig en daarom oefent Sofie elke dag met haar vader. Sofie is wel wat gespannen voor de toets want Sofie is bang dat Sofie een onvoldoende scoort.

Sofie heeft morgen een wiskundetoets. Sofie vindt wiskunde erg lastig en daarom oefent Sofie elke dag met haar vader. Sofie is wel wat gespannen voor de toets want Sofie is bang dat Sofie een onvoldoende scoort.

Sofie heeft morgen een wiskundetoets. Ze vindt wiskunde erg lastig en daarom oefent ze elke dag met haar vader. Ze is wel wat gespannen voor de toets want ze is bang dat ze een onvoldoende scoort.

Sofie heeft morgen een wiskundetoets. Sofie vindt wiskunde erg lastig en daarom oefent Sofie elke dag met haar vader. Sofie is wel wat gespannen voor de toets want Sofie is bang dat Sofie een onvoldoende scoort.

Sofie heeft morgen een wiskundetoets. Ze vindt wiskunde erg lastig en daarom oefent ze elke dag met haar vader. Ze is wel wat gespannen voor de toets want ze is bang dat ze een onvoldoende scoort.

Je kunt achterhalen waar het naar verwijst door vragen te stellen die beginnen met wie, wat, waar of welke

Waarnaar verwijst 'hij'? Mijn oom Rob is al erg oud. Hij wordt dit jaar 98.

1. mijn oom
2. mijn oom Rob
3. erg oud
4. dit jaar

Waarnaar verwijst 'daar'? Ik ben het laatst in de kantine geweest. Ligt mijn schrift soms daar?

1. laatst
2. mijn schrift
3. soms
4. in de kantine

Huiswerk

Opdracht 19 t/m 23