1. Duitsland kreeg de schuld van de Eerste Wereldoorlog.
2. Duitsland moest grondgebied afstaan.
3. Duitsland moest alle koloniën afstaan.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Vrede van Versailles
4. Het Duitse leger mocht niet groter zijn dan 100.000 man met lichte wapens.
5. Duitsland moest herstelbetalingen doen aan Frankrijk en Engeland.
Duitsland werd hard gestraft door de overwinnaars. Ze verloren veel steenkool, fabrieken, grond en moesten veel goud betalen aan Frankrijk en Engeland.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Keizer Wilhelm II
De Duitse keizer was bang om vervolgd te worden.
Hij vluchtte naar het neutrale Nederland. Hij overleed in 1941 in Doorn.
Slide 15 - Diapositive
In welk jaar werd de Vrede van Versailles getekend?
A
1918
B
1919
C
1920
D
1921
Slide 16 - Quiz
Wat is geen punt uit de vrede van Versailles?
A
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog
B
Duitsland moest herstelbetalingen doen
C
Duitsland mocht de kolonien houden
D
Duitsland moest grondgebied afstaan
Slide 17 - Quiz
Hoe liep het af met de Duitse keizer Wilhelm II?
A
Hij mocht keizer van Duitsland blijven
B
Hij werd vermoord door een Britse spion
C
Hij werd opgesloten na de vrede van Versailles
D
Hij vluchtte naar het neutrale Nederland
Slide 18 - Quiz
Maken
Opdracht 1, 2 en 3
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Door de vrede van Versailles ziet de kaart van Europa er heel anders uit. Er ontstaan nieuwe landen zoals Polen, Tsjechoslowakije en Joegoslavië. Wat valt nog meer op?
Slide 21 - Diapositive
Herstelbetalingen
De herstelbetalingen waren voor Duitsland niet op te brengen. Het bedrag was veel te hoog: 132 miljard goudmark.
Slide 22 - Diapositive
Dawesplan
De Amerikanen gaan Duitsland helpen. Ze lenen in 1924 Duitsland geld om de economie op te bouwen en zodat ze Frankrijk kunnen betalen. Dit hielp Duitsland er weer een beetje bovenop.
Slide 23 - Diapositive
Even gaat het goed
Tussen 1924 en 1929 bloeit de economie in Europa weer op. Berlijn wordt een bruisende stad.
Maar dan.....
Berlijn werd de stad voor dans en cabaret
Berlijn bloeide op na 1924
Slide 24 - Diapositive
Maken
Opdracht 4
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Vidéo
Beurskrach
In 1929 stortte de Amerikaanse beurs in. Veel Amerikanen hadden geld geleend om aandelen te kopen.
Toen de beurs instortte waren ze hun geld kwijt.
Het gevolg was een wereldwijde economische crisis met veel werkloosheid.
De economische crisis trof rijke en arme mensen
Slide 28 - Diapositive
Crisis in Duitsland
De crisis raakte Duitsland extra hard. De Amerikanen wilden hun geld terug. Duitse bedrijven gingen failliet en veel Duitsers raakten werkloos.
Foto van een Duitser tijdens de economische crisis. Hij is op zoek naar werk en wil alles wel doen.
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Vidéo
Onvrede in Duitsland
In Duitsland raakten veel het vertrouwen kwijt in hun democratische regering.
Het had ze immers de Vrede van Versailles gebracht en ook nog een economische crisis .
In Duitsland braken protesten uit tegen het verdrag van Versailles, veel Duitsers vonden het oneerlijk.
Slide 31 - Diapositive
Welk land kwam met het Dawesplan om Duitsland te helpen?
A
De VS
B
Frankrijk
C
Rusland
D
Turkije
Slide 32 - Quiz
In welk jaar breekt er een zware economische crisis uit?
A
1918
B
1929
C
1930
D
1933
Slide 33 - Quiz
Hoe denken sommige Duitsers over democratie na 1929?
A
Ze zijn er heel tevreden over
B
Positief, het heeft ze veel goeds gebracht
C
Negatief, het brengt ze veel slechts
D
Negatief, ze mogen niet meer stemmen
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Vidéo
Maken
Opdracht 5, 6 en 7
timer
15:00
Slide 36 - Diapositive
Russische Revolutie
In 1917 brak er in Rusland een revolutie uit. Een revolutie is een grote plotselinge verandering in een korte tijd.
Rusland werd communistisch en kreeg een nieuwe naam: Sovjet-Unie.
De communisten grepen onder leiding van Lenin in 1917 met geweld de macht. Ze vermoordden de tsaar en zijn familie.
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Vidéo
Communisme
In een communistisch land zijn alle fabrieken en grond van de staat. De regering probeerde er voor te zorgen dat iedereen in de Sovjet-Unie hetzelfde verdiende. Sommige Duitsers vonden dat dit in hun land ook moest gebeuren.
In Duitsland gingen de communisten ook de straat. Er braken vaak vechtpartijen uit tussen communisten en andere groepen.
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Vidéo
In welk jaar was de Russische Revolutie?
A
1917
B
1918
C
1930
D
1933
Slide 41 - Quiz
Wie was de leider van de communisten?
A
Keizer Wilhelm II
B
Adolf Hitler
C
Lenin
D
Napoleon
Slide 42 - Quiz
Welke omschrijving past het beste bij communisme?
A
Boeren mogen zelf weten wat ze verbouwen
B
De overheid bepaald wat er geproduceerd in fabrieken en landbouw
C
Ondernemers zijn de baas over hun fabriek en winkel