BS 1 Genotype en Fenotype

bs 1.3 metamorfose
Welkom

  • Ga rustig zitten volgens de plattegrond
  • Op je tafel: laptop, etui en biologie schrift 
  • Laptops blijven dicht


1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

bs 1.3 metamorfose
Welkom

  • Ga rustig zitten volgens de plattegrond
  • Op je tafel: laptop, etui en biologie schrift 
  • Laptops blijven dicht


Slide 1 - Diapositive

Thema 5 Erfelijkheid & Evolutie
BS 1 Genotype en Fenotype


Slide 2 - Diapositive

Praktische Opdracht (PO) 


  • Kinderboekje (7/8 jaar)
  • 10 - 15 pagina's 
  • Erfelijkheid of Evolutie

Slide 3 - Diapositive

Praktische Opdracht (PO) 
Erfelijkheid ( 2 VWO: 5.1 t/m 5.3 en 5.8)
  • Begrippen: (geslachts)chromosomen, DNA, genen, allelen, genotype en fenotype 
  • Leg uit hoe er variatie in genotypen en daarmee variatie in fenotypen kunnen ontstaan
  • Leg uit dat er mutaties kunnen ontstaan

Evolutie (2 VWO: 5.5 en 5.6)
  • Evolutietheorie van Darwin. Begrippen:  evolutie, variatie en eigenschappen, mutatie, natuurlijke selectie, survival of the fittest
  • Ontstaan van soorten: leg uit aan de hand van een voorbeeld (geen voorbeeld uit BVJ)
  • Geschiedenis van het leven op aarde: benoem minimaal vijf hoogtepunten
  • Verwantschap: hoe huidige soorten zijn ontstaan uit vroegere soorten
 Weegfactor: 2X
Inleveren 15 jan
Digitaal of schriftelijk

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen

  • Je kunt de begrippen genotype en fenotype uitleggen
  • Je kunt uitleggen hoe verschillen in fenotype ontstaan 
  • Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben

Slide 5 - Diapositive

Wat betekend erfelijkheid?

Slide 6 - Question ouverte

Lijk jij op familie leden? Of juist helemaal niet?

Slide 7 - Question ouverte

Erfelijke informatie
Ons lichaam in opgebouwd uit lichaamscellen
Elke cel bevat een celkern, hierin ligt de erfelijke informatie = het DNA

Slide 8 - Diapositive

Erfelijke informatie
DNA = de code voor  ons lichaam,
 het bevat erfelijke eigenschappen

DNA ligt in de celkern

Slide 9 - Diapositive

Chromosomen
Chromosomen zijn opgebouwd uit (delen) DNA

Mensen hebben 46 Chromosomen

Elk chromosoom bevat een deel van de erfelijke eigenschappen. 

Slide 10 - Diapositive

Genotype
= Alle erfelijke eigenschappen 

Gen = stuk DNA dat codeert voor één erfelijke eigenschap

DNA is opgebouwd uit heel veel genen
Genen zijn in elke cel exact hetzelfde

Slide 11 - Diapositive

Worden alle genen in elke cel gebruikt?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Genotype + milieu = fenotype

Slide 13 - Diapositive

Het fenotype blijft je hele leven hetzelfde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Fenotype
= waarneembare eigenschappen

Fenotype komt tot stand door erfelijke informatie = genotype


Slide 15 - Diapositive

Genexpressie
  • Genen zijn niet in elke cel actief

  • Niet elk type cel heeft ieder gen nodig
  • Een gen kan actief of non actief zijn
  • Een actief gen komt tot uiting > oogkleur in de ogen

  • Genexpressie = het tot uiting komen van genen

Slide 16 - Diapositive

Celdeling: dochtercel exacte kopie van moeder cel

Slide 17 - Diapositive

Benoem voorbeelden waarbij je fenotype veranderd

Slide 18 - Question ouverte

Aan de slag
  • Opdracht villa genetica > Classroom 

  • Basisstof 5.1
Opdrachten: 1 t/m 4 en 6 t/m 9

Slide 19 - Diapositive

Leerdoelen

  • Je kunt de begrippen genotype en fenotype uitleggen
  • Je kunt uitleggen hoe verschillen in fenotype ontstaan 

Slide 20 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 21 - Quiz

Elke cel bevat exact hetzelfde DNA
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 24 - Quiz