V4 Genetica HH vragen

Welkom!
  • Controle huiswerk
  • Vragen huiswerk 
  •  Herhalingsvragen 
  • Start BS 4
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
  • Controle huiswerk
  • Vragen huiswerk 
  •  Herhalingsvragen 
  • Start BS 4

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BS 1, opdracht 11
  • Het genotype zijn de geslachtschromosomen 
  • Die veranderen niet door de omgevingstemperatuur 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de nucleotide van DNA
A
A, T, C & G
B
A, U, C &G

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het fenotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hiernaast zie je een karyogram.

Van welk geslacht is de persoon van wie dit karyogram is gemaakt?
A
Man
B
Vrouw
C
Is niet te zien
D
Dat kan je niet weten

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Basis stof 1
Veel fouten?
- Lees text BS1 door
- Opgaves: 1 t/m 5, 7 t/m 12



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een recessieve eigenschap is een:
A
Eigenschap die snel tot uiting komt
B
Eigenschap die tot uiting komt als hij homozygoot voorkomt
C
Eigenschap die tot uiting komt als hij heterozygoot voorkomt

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand die een drager is van een recessieve eigenschap is...?
A
homozygoot dominant AA
B
heterozygoot dominant Aa
C
homozygoot recessief aa

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is intermediair
A
Beide allelen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft afwijkend kleur
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep onderstaande begrippen...
...naar de bijbehorende uitleg
dominant allel
homozygoot recessief
ouders
kinderen
intermediair
'kleinkinderen'
recessief allel
heterozygoot
homozygoot dominant
AwAr
P
Aa
aa
F1
A
F2
AA
a

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Basis stof 2
Veel fouten?
- Lees text BS2 door
- Opgaves: 16, 18, 20, 22

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van een monohybride-kruising?
A
Een kruising waarbij je alleen kijkt naar de eerste generatie nakomelingen.
B
Een kruising waarbij beide ouders heterozygoot zijn.
C
Een kruising waarbij je alleen maar naar één erfelijke eigenschap kijkt.
D
Een kruising waarbij er altijd verschillende fenotypen bij de nakomelingen voorkomen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een kweker voert een kruising uit tussen een tomatenplant met ingesneden bladeren en een tomatenplant met gave bladeren. Het gen voor ingesneden bladrand is dominant over het gen voor een gave bladrand. Beide individuen zijn homozygoot.
Welke bladranden worden verwacht bij individuen van de F1-generatie? En welke bij de F2-generatie?
A
F1 en F2 alleen ingesneden bladranden
B
F1 alleen ingesneden F2 beide vormen
C
F1 beide vormen, F2 alleen ingesneden
D
F1 en F2 zowel ingesneden als gave bladranden

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Is de man in de generatie F1
(de zoon van ouders P)
heterozygoot, homozygoot of kun je dat niet weten?
A
heterozygoot
B
homozygoot
C
kun je niet weten

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Basis stof 3
Veel fouten?
- Lees text BS3 door
- Lees text boekje monohybride kruisingen door
- Opgaves boek: 25, 26 t/m 34
- Opgaves boekje mono hybride kruisingen

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
- Maak opgaves boekje
- Veel fouten? kijk naar de stof de je kan herhalen.



- Opgaves boekje
- Veel fout? kijk naar stof boek
Aan de slag!

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

planning
1ste uur
- Herhaling BS 4 & 5
- Opdrachten maken boekje
2de uur
- Uitleg speciale manieren van overerven
- Opgaven maken BS 6
- Boekje moet af, anders HW!



Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De ouders van Bert hebben bloedgroep A en B; Bert heeft bloedgroep B. De ouders van Anneke hebben bloedgroep A en 0; Anneke heeft bloedgroep A. Bert en Anneke trouwen en krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat hun kind bloedgroep B heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 19 - Quiz

Bert heeft bloedgroep B, dat betekent dat de ouder met bloedgroep A heterozygoot IAi moet zijn (anders had Bert wel een allel A gehad). Bert heeft het allel i geërfd van deze ouder, en heeft dus genotype IB i. Anneke heeft van de bloedgroep 0-ouder zeker i geërfd, van de andere ouder IA. Het gaat dus om deze kruising: IBi x IAi:

De kans op een bloedgroep B kind is dus 25%, IBi namelijk.
Wat is de kans op
bloed groep O voor ?
A
0%
B
25%
C
33%
D
50%

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kleurenblindheid wordt veroorzaakt door het x-chromosomale gen A en erft recessief over. Hoe groot is de kans dat meneer Groen (XaY) en mevrouw Groen (XAXa) een kleurenblinde dochter krijgen? Vul het kruisschema in én geef de kans. 
Opdracht
♀/♂
Xa
Y
XA
Xa
XAXa
XAY
XaXa
XaY

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij mensen is het gen voor hemofilie recessief en X-chromosomaal. De vader en moeder van een pasgeboren kind hebben beiden normale bloedstolling. Beide grootvaders hebben hemofilie.
Hoe groot is de kans op een dochtertje met hemofilie?
Hoe groot is de kans op een zoontje met hemofilie?
A
Meisje: 100% Jongen: 50%
B
Meisje: 50% Jongen: 100%
C
Meisje: 0% Jongen: 100%
D
Meisje: 0% Jongen: 50%

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Basis stof 4
Veel fouten?
- Lees text BS4
- Lees text boekje Bloedgroepen & X-Chromosomaal
- Opgaves boek: 36 t/m 42
- Opgaves boekje Bloedgroepen & X-Chromosomaal

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Start BS 5 dihybride kruisingen
  • Kijken naar de overerving van 2 eigenschappen, waarbij 2 allelenparen betrokken zijn.
  • Bij erwtenplanten bijvoorbeeld is het allel voor gele zaden (erwten) (A) dominant over het allel voor groene zaden (a). En het allel voor ronde zaden (R) is dominant over het allel voor gerimpelde zaden (r). De genen liggen in verschillende chromosomenparen en erven onafhankelijk over. 
  • Een erwtenplant met gele ronde zaden die voor beide eigenschappen homozygoot is, wordt gekruist met een erwtenplant met groene gerimpelde zaden 
  • Hoeveel procent van de F2 heeft gele ronde zaden

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht 47

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 45 BS 5

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag 
Thema 3 genetica
BS 5 dihybride kruisingen
45, 46, 48 en 49

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Van een dihybride kruising worden 2 cavia's gekruist: AABB x aabb (A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad). De allelen erven NIET gekoppeld over, dus zijn onafhankelijk.

Wat is het genotype van de F1?
A
AAbb
B
AaBb
C
aaBb
D
AaBB

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist. De allelen zijn onafhankelijk.

In de F2 is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
3/4

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder zijn twee genen op verschillende loci gelegen. Sleep de afbeelding naar de bijbehorende categorie.
onafhankelijk
gekoppeld

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist. De allelen erven gekoppeld over: A & B zitten op hetzelfde chromosoom, a & b ook.

In de F2 is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
A
1/6
B
2/4
C
1/4
D
3/4

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Basis stof 5
Veel fouten?
- Lees text BS5
- Lees theorie boekje Dihybride kruisingen  (ook gekoppeld)
- Opgaves boek: 45 t/m 51
- Opgaves boekje Dihybride kruisingen (ook gekoppeld)

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
- Maak opgaves boekje
- Veel fouten? kijk naar de stof de je kan herhalen.



- Opgaves boekje
- Veel fout? kijk naar stof boek
Aan de slag!

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BS 6 Speciale manier overerven
- Letale factoren
- Mitochondriaal DNA
- Crossing over

Al behandeld:
- Bloedgroepen
- Gekoppelde overerving

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Letale factoren
  • Dan levert een allel in homozygote toestand geen levensvatbare cellen of een levensvatbaar individu op. 
  • Als twee geslachtscellen met dezelfde letale factor versmelten, sterft de zygote. 
  • Een deel van de verwachte nakomelingen wordt niet geboren, waardoor je bij de nakomelingen andere verhoudingen in de genotypen en fenotypen aantreft.
X

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij fruitvliegen is allel b X-chromosomaal, recessief en een letale factor bij het ontbreken van het dominante allel B.

Welke bewering klopt over deze letale factor?
A
Heterozygoot voor allel b is niet levensvatbaar
B
Alleen dodelijk voor mannelijk nageslacht
C
Homozygoot voor allel b is niet levensvatbaar
D
Vrouwen kunnen deze letale factor niet krijgen

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Letale factoren:
De manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygote staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte. Het genotype van een levende staartloze kat is dus Aa.
Hoe groot is de kans op levende staartloze katten bij een kruising tussen 2 staartloze katten.
A
100 %
B
50 %
C
67 %
D
75 %

Slide 37 - Quiz

100(%) / 3 *2 = 66,66
F1 --> 1 kat met een staart (aa)
1 kat niet levensvatbaar (AA)
2 katten Aa staartloos heterozygoot
De kans op een levende staartloze kat is 67% (de kans op een staartloze kat is 75%)
Mitochondriaal DNA (mtDNA)
  • Niet alleen Celkern bevat DNA, ook de mitochondria
  • Cirkel vorming DNA
  •  Is altijd van de Eicel, dus de moeder

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mitochondriaal DNA blijkt geschikt te zijn voor DNA onderzoek. Wat kan je te weten komen met dit type DNA
A
Een vader-kind relatie
B
Een moeder-kind relatie
C
Een ouder-kind relatie

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Crossing over

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar kan de crossing over hebben plaatsgevonden?
A
Tijdens de mitose
B
alleen tijdens meiose I
C
alleen tijdens meiose II
D
Tijdens Meiose I of II

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
maak je boekje af en is HW voor huiswerk
maak opgaves BS 6 - 54 t/m 61

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions